Kopp

betekenis & definitie

Kopp (Ulrich Friedrich), een verdienstelijk oudheidkundige, geboren te Cassel den 18den Maart 1762, studeerde in de regten en werd in 1788 justitieraad, vervolgens geheim-referendaris en eindelijk geheim landssecretaris in zijne geboorteplaats. In 1802 zag hg zich benoemd tot directeur van het hof archief en ontving in 1803 den titel van kabinetsraad, doch vroeg in 1804 zijn ontslag uit de staatsdienst, werd in 1808 honorair professor te Heidelberg en woonde later ambteloos te Manheim. Hij overleed op eene reis naar Marburg den 27sten Maart 1834. Zijne: „Palaeographia critica (1817—1829, 4 dln)” is een uitmuntend werk, en in zijne: „Bilder und Schriften der Vorzeit (1819—1822)” verklaarde hij op eene voortreffelijke wijze de Phoenicische en Gothische gedenkteekens. Voorts schreef hij: „De nuptiis philologiae et Mercurii (1836)”, — „Handbuch zur Kenntnisz der Kurhessischen Landesverfassung und Rechte (1796—1804, 6 dln)”, — en „Bruchstücke zur Erläuterung der deutschen Geschichte und Rechten (1799—1801, 2 dln)”.