Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kopisch

betekenis & definitie

Kopisch (August), een Duitsch schilder en dichter, geboren te Breslau den 26sten Mei 1799, genoot eene zorgvuldige opvoeding en bezocht het gymnasium onder de leiding van Manso, die den wensch uitte, dat hij zich bij de wetenschap zou bepalen. Hij betoonde echter groote neiging tot de kunst,en toen hij in 1815 de académie te Praag bezocht, verdeelde hij zijn tijd tusschen de collegies, de boekerij, de schilder- en dichtkunst. Te Weenen leerde hij door Woek Stephanowitsj de Serbische volksliederen kennen, en daar de vervaardigers van deze niet eens bedreven waren geweest in de schrijfkunst, lachte het denkbeeld hem toe om gedichten te scheppen zonder ze op te schrijven, maar ze enkel in het geheugen te bewaren en uit het hoofd op te zeggen. Zoo dichtte hij onderscheidene balladen en zelfs heldendichten, die hij voor de vuist voordroeg, terwijl van één van deze, „Bonse, der Samnite” geheeten, later een fragment is opgeschreven.

Een gebrek aan de regter hand, door een val op het ijs opgedaan, hinderde hem in zijne oefeningen in de schilderkunst. Tot zijne herstelling reisde hij naar Italië, nadat hij in 1829 Breslau wederom bezocht en 3 jaren te Dresden gewoond had. Te Rome liet hij de schilderkunst varen en begaf zich naar Napels, waar hij verscheidene jaren met Platen en anderen zich toelegde op de studie van het volksleven, het volkstooneel en de volkspoëzij. Als een uitstekend zwemmer ontdekte hij hier de vermaarde Blaauwe Grot. In 1828 keerde hij terug naar Berlijn, waar hij de algemeene toegenegenheid en den titel van professor verwierf.

Meer nog dan door zijne op schetsen gelijkende schilderstukken, dan door de uitvinding van eene soort van kagchels, dan door zijne ode aan koning Friedrich Wilhelm IV (1840), dan door zijne vertaling van Dante, maakte hij zich bekend door eene uitgave van Italiaansche volksliederen onder den titel: „Agrumi (1837)”, en vooral door zijne „Gedichte”, onder welke het lied van „Noah” zeer populair geworden is. In 1847 en later woonde hij te Potsdam, waar hij op last des Konings eene beschrijving der „Schlösser und Gärten zu Potsdam (1854)” vervaardigde. Daarenboven oefende hij zich in het modelléren in kneedbare massa’s en leverde onder anderen een reliéf van het eiland Capri, de Blaauwe Grot en de Syrenen-eilanden. Hij overleed plotselijk te Berlijn den 3den Februarij 1853, en zijne „Gesammelte Werke” zijn in 1856 in 6 deelen door Bötticher uitgegeven.

< >