Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Klijn

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij twee broeders, beiden verdienstelijke Nederlandsche dichters, namelijk:

Hendrik Harmen Klijn, geboren te Amsterdam den 5den Maart 1773. Hij genoot eene zorgvuldige opvoeding en aanvaardde in 1797 het bedrijf van suikerraffinadeur, hetwelk hij in de fabriek „De Pellikaan” voortzette tot in 1829, toen het overlijden van zijn broeder hem deed besluiten om zijne overige levensdagen buiten beroep door te brengen. Hij was ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van nagenoeg alle letterkundige genootschappen in ons Vaderland, en overleed den 24sten Februarij 1856.

Klijn behoorde tot de meest-gevierde dichters van zijn tijd en schreef: „Adolf en Clara of de twee gevangenen; blijspel met zang, naar het Fransch (1802”, — „De mensch een volmaakbaar wezen (1805)”, — „Zielenleer naar de beginselen der critische wijsbegeerte (1805)”, — „Johan van Oldenbarneveld, lierzang (1806)”, — „Op Cornelis Loots, dichtstuk (1806)”, — „De mensch, dichtstuk (1808)”, — „De sterrekunde, dichtstuk (1809)”, — „De verlichting, in 2 zangen, bekroond door de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde (1810)”, — „De driften, in zes zangen (1812)”, — „Jan Frederik Helmers, geschetst in eene redevoering (1814)”, — „Gedichten (1819, 2 dln)”, — „Montigny, treurspel, (1820; 3de druk 1822)”, — „Nieuwe gedichten (1822, 2 dln)”,— „De heldendood van de Ruiter (1822; 2de druk 1824)”, — „Filips van Egmond, treurspel (1826)”, — „Zwitserland in 3 zangen (1828)”, — „Gedichten aan het Vaderland gewijd (1830)”, — „Agathocles, treurspel (1832)”, — „Dichterlijke herfstbloemen (1835)”, — „Nagelatene en verspreide gedichten en redevoeringen (1856)”.

Barend Klijn, geboren te Amsterdam den 21sten December 1774. Evenals zijn broeder genoot ook hij eene beschaafde opvoeding, zette met laatstgenoemde het bedrijf van zijn vader voort, en overleed den 13den Januarij 1829. Hij was ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van onderscheidene letterkundige genootschappen, voorzitter van het bestuur der maatschappij „Felix Meritis”, en een gelukkig beoefenaar der dichtkunst.

Van hem hebben wij: „Eerstelingen der vrijheid (1814)”, — „Ter nagedachtenis van den schoolleeraar C. Wertz (1816)”, — „Gedichten (1821, 3 dln)”, — „Krijgsliederen (1815)”, — „Aanmoediging (1815)”, — „Het maatschappijelijk leven, dichtstuk (1823)”, — en „De godsdienst (1832)”.

< >