Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kliefoth

betekenis & definitie

Kliefoth (Theodor Friedrich Dethlef), „Oberkirchenrath” in Mecklenburg-Schwerin, geboren den 18den Januarij 1810 te Körchow bij Wittenburg, studeerde te Berlijn en te Rostock in de godgeleerdheid, en zag zich geplaatst als onderwijzer eerst bij hertog Wilhelm en in 1837 bij den toenmaligen erfgroothertog Friedrich Franz von Mecklenburg-Schwerin, dien hij ook naar een instituut te Dresden vergezelde.

Hier schreef hij zijne: „Einleitung in die Dogmengeschichte (1839)”, en werd na zijn terugkeer in 1840 predikant te Ludwigslust. Daarna verscheen zijne: „Theorie des Cultus der evangelischen Kirche (1844)”. Tegen het einde van 1844 vertrok hij als superintendent en eerste domprediker naar Schwerin, waar hij: „Die ursprüngliche Gottesdienstordnung in der deutschen Kirchen luth. Bekenntnisses, ihre Destruction und Reformation (1847)” ter perse bezorgde. Toen voorts na de beweging van 1848 eene afzonderlijke commissie voor het kerkbestuur ingesteld werd, behoorde Kliefoth tot hare leden, en bleef ook later „Oberkirchenrath”.

Na dien tijd was hij de ziel van het kerkbestuur in Mecklenburg-Schwerin, hetwelk hij op conferentiën te Eisenach en te Dresden vertegenwoordigde, en schreef: „Liturgischen Abhandlungen (1854-1858, 4 dln)”, — „Acht Bücher von der Kirche (1854)”, — en eene verklaring van den profeet Ezechiël (1864-1865, 2 dln). Hij behoort met hart en ziel tot de Oud-Luthersche partij, die het onvoorwaardelijk gezag der Luthersche belijdenisschriften willen gehandhaafd zien.

< >