Klettenberg (Susanne Catharine von), wier leven door Göthe met geschiedkundige trouw onder den titel van: „Bekenntnisse einer schöne Seele” is voorgesteld in „Wilhelm Meister’s Lehrjahren”, werd geboren te Frankfort aan de Main den 19den December 1723 en overleed aldaar den 16den December 1774.
Na de jaren der jeugd op eene gezellige en opgeruimde wijze te hebben gesleten, geraakte zij in eene ernstig godsdienstige stemming, sloot zich aan bij de Hernhutters, en zag zich door hare mystieke rigting geleid tot de beoefening der alchemie. Zij had grooten invloed op de jeugd van Göthe, daar zij zeer bevriend was met zijne moeder. Er bestaan van haar godsdienstige liederen en opstellen, door von Moser met andere stukken onder den titel van: „Der Geist in der Freundschaft (1754)” zonder naam uitgegeven.
Haar oudoom Johann Hektor von Klettenberg, geboren te Frankfort aan de Main in 1684, studeerde te Halle en te Gieszen en trad toen in de krijgsdienst. Ten gevolge van een tweegevecht, waarin hij zijn tegenstander doorstak, werd hij ter dood veroordeeld, doch ontvlugtte en trok als alchemist door een groot gedeelte van Duitschland. Ook aan het Keur-Saksische Hof speelde hij als zoodanig zijne rol, doch na 5 jaren werd zijn bedrog ontdekt en men bragt hem op het slot Königstein, waar hij den 1sten Maart 1720 onthoofd werd. Hij schreef eene: „Alchymia denudata (1713; 2de druk 1769)”.