Kas of kassa, kasboek, kasrekening. De kas is de verzamelplaats of het totaal van het contant geld, ’t zij dit bestaat in muntstukken of in papiergeld, dat wettelijk of feitelijk, evengoed als gemunt geld, als betaalmiddel circuleert en dienst doet. De kas vormt een bestanddeel van het vermogen, zoowel bij den particulier als bij den man van zaken, en wel van het actief. In het kasboek worden de veranderingen in de kas aangeteekend, zoowel de ontvangsten, als de uitgaven — beide altijd van geld, niet van andere zaken.
De kasrekening houdt de administratie over het bestanddeel van ons vermogen, dat contant geld heet: zij kan in het systeem van het dubbel- of Italiaansch boekhouden niet gemist worden, en daarom vindt men in elk grootboek van die boekhouding ook eene kasrekening, evengoed als eene goederen- of loisselrekening. Het kasboek moet gehouden worden in elke boekhouding, zoowel door den privaatpersoon als door den man van zaken. De kasrekening vindt hare plaats alléén in de Italiaansche boekhouding. Het kasboek kan zeer eenvoudig worden ingerigt. Op twee tegenover elkaar staande bladzijden schrijft men de inkomsten en uitgaven, met vermelding van jaar, maand en datum, en met eene beknopte, duidelijke omschrijving van de transactie, die tot de ontvangst of uitgaaf aanleiding gaf, en van den persoon aan wien betaald, of van wien ontvangen werd. Op de linker-débetzijde plaatse men de ontvangsten: op de regter-creditzijdig de uitgaven. Meer ingewikkeld wordt die inrigting, wanneer men gewoon is verschillende soorten van vreemde muntspeciën te ontvangen. Dan moet niet alleen het getal van elk dier stukken, dat in de kas komt en haar verlaat, geconstateerd worden, maar ook de koers, de marktwaarde, tegen welke zij worden opgenomen en uitgegeven.
Houdt men, zooals gewoonlijk, in de dubbele boekhouding een kasboek aan, dan behoeven de kasposten niet meer specifiek, stuk voor stuk, op de kasrekening voor te komen; men kan er dan mede volstaan door b. v. ééns in de maand alle kasposten uit het kasboek te joumaliséren, en van het journaal op de kasrekening in ’t grootboek over te brengen. Het spreekt van zelf, dat noch in het kasboek, noch op de kasrekening de creditzijde, die de uitgaven aanwijst, ooit grooter kan zijn, dan de debet-zijde, waar de ontvangsten geboekt staan. Wijst de optelling van beide een gelijk montant aan dan is dat het bewijs, dat de kas ledig is. Het verschil tusschen de debet- en de creditzijde levert het bedrag aan kas, het saldo. Het zoeken van dat saldo noemt men de kas „opmaken”. Het verschil tusschen het saldo in het boek en den werkelijken kasvoorraad, dat natuurlijk alleen kan ontstaan door vergissingen, ’t zij bij de ontvangst ot uitgaaf van geld, ’t zij bij de boeking — dit geval kan voorkomen worden door de controle van andere boeken — wordt vereffend door een post op de winst- en verliesrekening. De verliezen of winsten over zeker tijdsverloop op de vreemde aan koers onderhevige munten worden geboekt op de agio-rekening en vandaar op de winst- en verlies-rekening overgebragt.