Kapok is de naam van de wolachtige zelfstandigheid, die de pitten van den wolboom (Gossampinus albus) omringt. Men gebruikt haar vooral tot het vullen van bedden en matrassen. De wolboom groeit op Java, Sumatra en Borneo, — en Kaloewain Bandjermasin, is beroemd wegens zijne kapokboomen.
In het binnenland van Sumatra heeft men ook nog Kapok mérah (roode kapok), afkomstig van eene soort van varens en zeer geschikt tot het opvullen van kussens. De pitten der kapokboomen gebruikt men tot oliebereiding en men kan zich van de bladeren bedienen als van zeep.