Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Julianus

betekenis & definitie

Julianus (Flavius), een Romeinsch keizer (361—363 na Chr.), door de Christenen Apóstata (de Afvallige) bijgenaamd, werd geboren den 16den November 331. Hij was de zoon van Julius Consiantius, een broeder van Constantijn de Groene. Toen na den dood van laatstgenoemde zijne zonen hunne ooms en neven uit den weg ruimden, bleven Julianus en zijn broeder Gallus gespaard. Zij ontvingen op een kasteel in Cappadocië eene gestrengkerkelijke opvoeding, waardoor Gallus versufte, terwijl Julianus een afkeer kreeg van het Christendom en zich des te sterker geboeid gevoelde door de Grieksche dichtkunst en wijsbegeerte.

Aan de welwillendheid van Eusebia, de gemalin van zijn oom Constantius II, was hij het verpligt, dat hij zijne studiën te Constantinopel, Nicomedia en Athene onder de leiding van beroemde leermeesters kon voortzetten en dat hij na de teregtstelling van Gallus door Constantius in 355 te Milaan tot Caesar benoemd en naar Gallië gezonden werd, om dat land tegen de invallen der Germanen te beveiligen. Hij versloeg de Alemannen bij Argentoratum (Straatsburg), dwong de Franken tot den vrede en trok, om den vijand schrik aan te jagen, driemaal over de Rijn. Ook schonk hij aan Gallië eene betere regtsbedeeling en een minder drukkend belastingstelsel. In Maart 360 riepen zijne soldaten hem uit tot Augustus. Toen Constantius zich hierover gebelgd toonde, rukte Julianus met zijn leger uit Gallië voorwaarts tot bij Naïssus in Moesië, waar hij berigt ontving van den dood van Constantius. Hij onderscheidde zich door matigheid en regtvaardigheid, schafte als Keizer vele misbruiken af en verminderde de lasten des volks. Daarentegen keerde hij van het Christendom tot het Heidendom terug en onthield aan de Christenen vroeger reeds verleende voorregten. In 362 maakte hij te Antiochië groote toerustingen tot een oorlog tegen de Perzen en rukte er voorwaarts tot aan de overzijde van de Tigris.

Gebrek aan levensmiddelen noodzaakte hem echter tot den terugtogt; gedurende dezen werd hij door zijne vijanden vervolgd en ontving eene wonde, waaraan hij den 26sten Junij 363 overleed. Jovianus, door de troepen tot zijn opvolger gekozen, redde het leger door een vernederenden vrede en hief de verordeningen op, door Julianus tegen het Christendom uitgevaardigd. Zijn afkeer van het Christendom is, zooals wij reeds opmerkten, uit zijne opvoeding verklaarbaar. Hij trad zelfs als schrijver op tegen de Christelijke Kerk en bestreed haar met groote scherpzinnigheid. Vele van zijne geschriften zgn verloren gegaan, zooals zijne gedichten, de geschiedenis van zijne veldtogten tegen de Germanen, alsmede zijne geschriften tegen het Christendom, met uitzondering van eenige fragmenten, die in de wederlegging van Cyrillus opgenomen zijn. Wat wij van hem bezitten, onderscheidt zich meer door een schitterenden stijl en door geestigheid dan door degelijkheid van inhoud. Daartoe behooren sophistische opstellen, brieven, van welke één aan de Atheners over zijne afvalligheid van Constanties hoogst merkwaardig is, en uit 2 hekeldichten: „Caesares” en „Antiochicus (Misopogon)” getiteld. Zijne geschriften werden bij herhaling uitgegeven, en Strausz schreef: „Der Romantiker auf dem Throne der Caesaren, oder Julian der Abtrünnige (1847)”.

< >