Julien (Stanislas Aignan), een uitstekend beoefenaar der Oostersche talen, geboren te Orleans den 19den September 1799, wijdde zich te Parijs aan de studie der Grieksche taal en was reeds in 1821 plaatsvervanger van Gail aan het Collége de France. In 1824 leverde hij eene uitgave van de „Roof van Helena” van Koluthos met een geleerden commentaar. Omstreeks dien tijd legde hij zich met ijver toe op het Chineesch, werd in 1832 opvolger van Abel Hémusat aan het Collége de France en in 1833 lid van de Académie des Inscriptions, — voorts in 1839 conservator van de Oost-Aziatische afdeeling der Koninklijke Bibliotheek en in 1854 administrateur van het Collége Impérial de France.
Hij overleed te Parijs den 14den Februarij 1873. Hij bezorgde eene Latijnsche vertaling der werken van den Chinéschen wijsgeer Meng-Tse (1824—1826, 2 dln), alsmede van een groot aantal Chinésche drama’s, romans en novellen Belangrijk zijn voorts van zijne hand de vertalingen: „Livre des récompenses et des peines (1835)”, en „Livre de la voie et de la vertu (1841)” van Laotse, — voorts: „Histoire de la viede Hiouen-Tsang et de ses voyages (1856—1858, dl 1 en 2)”, — „Mémoires sur les contrées occidentales (1857)”, von Hiouen-Tsang, en „Méthode pour déchiffrer et transcrire les mots sanscrits qui se trouvent dans les livres chinois (1861)”, — eindelijk: „Resumé des principaux traités chinois sur la culture des mûriers et l’éducation des vers à soie (1837)”, — en „Traité sur l’art de fabriquer la porcellaine (1856)”.