Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jorisz

betekenis & definitie

Jorisz (David), een godsdienstig dweeper, geboren in 1501 of 1502, vermoedelijk te Brugge, heette eigenlijk Jan, doch ontving den naam van David, omdat hij bij de uitvoering der zinnespelen, waarbij hij zijn vader, een rederijker, ter zijde stond, doorgaans de rol van dien Israëlietischen Koning vervulde. Hij voorzag in zijn onderhoud door op glas te schrijven en vestigde zich in 1524 te Delft, alwaar hij met Dirkje Willems in het huwelijk trad. Schoon in de R. Katholieke leer opgevoed, trok hij partij voor de Hervorming en ijverde tegen de misbruiken der heerschende Kerk. Nu werd hij voor den tijd van 6 jaren uit Holland gebannen, en trok vermoedelijk naar Friesland, daar hij omstreeks dezen tijd met de Wederdoopers in aanraking kwam.

In 1533 liet hij zich doopen, zocht de verschillende partijen met elkander te verzoenen en keerde naar Holland terug, waar hij optrad als profeet. Velen wist hij te overtuigen, dat hij met eene goddelijke zending verwaardigd was en bovennatuurlijke krachten bezat. Weldra was hij aan heftige vervolgingen blootgesteld, doch ontsnapte aan zijne vijanden. Hij zond brieven aan het Hof van Holland en aan Philip van Messen en zocht betrekkingen aan te knoopen met Johannes a Dasco, Menno Simons en anderen. Eerst toefde hij heimelijk te Delft, doch spoedig achtte hij het beter de wijk te nemen. Hij ging eerst naar Oost-Friesland, maar vestigde zich in 1544 te Basel, waar hij onder den naam van Jan van Brugge een kasteel betrok, en voorts onbekend, algemeen geacht en in vrede leefde.

Hij overleed er den 25sten Augustus 1556 en werd er met veel plegtigheid ter aarde besteld. Eerst na zijn dood werd zijne vroegere levensgeschiedenis bekend, en daar hij voorspeld had, dat hij binnen drie jaren zou opstaan, werd zijn lijk op last der regéring opgegraven en tegelijk met zijne beeldtenis en zijne boeken door beulshanden verbrand. Zijn „Wonderboek (1542; 2de druk 1551)” bevat vele dwaze stellingen. Hij noemt zich daarin een geestelijken Christus, en zijne dweepzieke zedeleer was zeer geschikt om de zedeloosheid te bevorderen. Eene „Historia vitae, doctrinae et rerum gestarum Davidis Georgii heresiarchae” is door zijn schoonzoon Meinertz van Beeswijk uitgegeven.

< >