Jesd of Yesd, eene vermaarde koopstad in het midden van Perzië, wordt nu eens tot Khorassan, dan weder tot Irak gerekend, en ligt 40 geogr. mijl ten oost-zuidoosten van Ispahan in eene oase in het midden der groote zoutwoestijn. Zij vormt het vereenigingspunt der karavaanwegen, die Sjiras, Ispahan, Kasjan, Mesjhed, Herat, Kandahar en Kirwan met elkander verbinden, en is in Perzië de belangrijkste stapelplaats van den Indischen handel. Ook de nijverheid is daar ter plaatse van veel gewigt, daar zij zijden- en wollen stoffen, gemengde weefsels, verfstoffen en geverfde garens, suikerpapier, wapens enz. voortbrengt. De stad beslaat eene aanzienlijke uitgestrektheid, is door een leemen muur omringd, telt onderscheidene moskeeën en karavansera’s, maar bezit niets bezienswaardigs.
Er zijn 50- of 60000 inwoners, meest Mohammedanen, voorts Israëlieten, Vuuraanbidders enz. Deze laatsten, ook Ghebers genaamd, wonen in de stad ten getale van omstreeks 1200, en men rekent, dat tot die secte in het geheel 1000 huisgezinnen of ruim 6000 zielen behooren. De Mohammedanen gedoogen niet, dat de Vuuraanbidders een eigen tempel bezitten, en daarom heeft ieder huisvader dezer secte een gewijden haard in zijne woning. Aan het hoofd staat een opperpriester met 12 ondergeschikte priesters. Hunne doodenstad heeft de gedaante van een toren en is één geogr. mijl van de stad verwijderd. De oase van Jesd, door kleine rivieren en gegraven kanalen besproeid, levert druiven, meloenen, vijgen en groenten. Ook vindt men in hare nabijheid lood, steenzout en marmer.