Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jägerndorf

betekenis & definitie

Jägerndorf, in het Boheemsch Carnow, een voormalig vorstendom, hetwelk tegenwoordig gedeeltelijk tot de Pruissische provincie Silezië, doch grootendeels tot het Oostenrijksche hertogdom Silezië behoort, was weleer een deel van het hertogdom Ratibor-Troppan. Het komt in 1429 voor als een zelfstandig vorstendom, toen Nicolaas V, een kleinzoon van Johann I, hertog van Ratibor, de stad Jägerndorf tot residentie koos.

Nadat zijn zoon Johann in 1483 kinderloos overleden was, verviel het vorstendom aan zijne zuster Barbara, gehuwd met Georg von Schellenberg. Deze verkocht het in 1523 aan Georg de Vrome (+ 1543), markgraaf van Hohenzollern, oom en voogd van Albrecht von Kulmbach. De verkoop werd later door de zonen van Schellenberg bekrachtigd. Intusschen komt in de 2 koopbrieven den naam Jägerndorf niet voor; men vindt er slechts de bestanddeelen van het vorstendom in opgenoemd, zooals het kasteel Lobenstein, de steden Jägerndorf en Leobschütz en de stadjes Benesch en Bauerwitz met een aantal dorpen. Georg Friedrich, de zoon van markgraaf Georg, werd bij zijne minderjarigheid door keizer Ferdinand I met Jägerndorf beleend, maar stond het vorstendom benevens een paar heerlijkheden af als een geschenk aan den keurprins Joachim Friedrich van Brandenburg (1595) en deze nam het in 1603 in bezit, terwijl hij het reeds in 1607 opdroeg aan zijn tweeden zoon Johann Georg onder voorwaarde, dat het na het uitsterven van zijn geslacht in de mannelijke lijn voor altijd met het keurvorstendom Brandenburg zou vereenigd worden.

Keizer Rudolf II verklaarde echter, dat het als leen na den dood van Georg Friedrich tot Bohemen moest terugkeeren en weigerde zijne goedkeuring aan het ontworpen verdrag. Johann Georg bleef intusschen in het bezit van het vorstendom. Nadat echter reeds in 1617 boven bedoelde heerlijkheden aan de kroon van Bohemen waren toegekend, deed keizer Ferdinand II in 1621 Johann Georg in den rijksban, omdat hij de zijde gekozen had van Frederik V van de Pfalz, en Jägerndorf werd volgens een Keizerlijk besluit van 15 Maart 1622 bij leenbrief van 13 Mei 1623 opgedragen aan prins Karl von Liechtenstein. Johann Georg streed tot aan zijn dood (2 Maart 1624) met Bethlen Gabor van Siebenbürgen te vergeefs voor zijne regten.

Ook zijn zoon, markgraaf Ernst, geboren den 18den Januarij 1617, bleef van het bezit van het vorstendom beroofd, en na het kinderloos overlijden van dezen (1642) kon Brandenburg zijne aanspraak doen gelden. De Groote Keurvorst verklaarde, dat de opheffing van het vorstendom in strijd was met de wet en vruchteloos poogde het Keizerlijk Huis hem te bewegen om tegen eene vergoeding van 180000 thalers zijne aanspraak te laten varen. In 1683 vernieuwde de Keurvorst zijne eischen op Jägerndorf en desgelijks op de heerlijkheden, en verkreeg in 1686 tot schadevergoeding het arrondissement Schwiebus. Doch daar dit laatste volgens een geheim tractaat met den kroonprins Friedrich aan den Keizer teruggegeven werd (1694), deed koning Friedrich II in 1740 zijne aanspraak op Silezië gelden en verkreeg na den eersten Silezischen Oorlog (1742) onder anderen ook het aan deze zijde der Oppa gelegen gedeelte der vorstendommen Jägerndorf en Troppau, alsmede het te voren tot Moravië behoorend district Katscher. In het Pruissische gedeelte van Jägerndorf is Leobschütz, — in het Oostenrijksche de stad Jägerndorf aan de Oppa en aan den voet van den Burgberg de hoofdplaats. Deze laatste telt ongeveer 7000 inwoners.

< >