Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jacobieten

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jacobieten en Monophysieten, alzoo genoemd naar den monnik Jacob Baradai of Zanzalus († 578), die hen, na hunne verstrooijing onder Justinianus, wederom tot eene secte vereenigde. Zij hadden in Syrië, Egypte en Mesopotamië vele gemeenten met bisschoppen en patriarchen en konden onder de heerschappij der Arabieren, aan wie zij sedert het midden der 7de eeuw onderworpen waren, gemakkelijk hun bestaan handhaven, omdat zij noch met de Oostersche, noch met de Westersche Kerk in betrekking stonden. Bij eene in 1352 in Egypte tegen hen ingestelde vervolging kwamen echter velen om het leven. In hunne eeredienst belemmerd en van hunne broeders in Azië gescheiden, vormden de Egyptische Jacobieten nu langzamerhand eene afzonderlijke secte, die den naam droeg van Koptische Christenen. Onderlinge verdeeldheid en staatkundige redenen veroorzaakten omstreeks dien tijd eene afscheiding der Abessinische van de Armenische Monophysieten. De Jacobieten in Syrië en Mesopotamië, thans uit omstreeks 60tot 40000 huisgezinnen bestaande, hebben steeds hunne zelfstandigheid bewaard, in weerwil van talrijke pogingen om hen in de R. Katholieke Kerk in te lijven. Zij zijn gesteld onder het opzigt van 2 patriarchen, van welke de een te Diabekr de Syrische en de ander in het klooster Saphran bij Mardin de Mesopotamische gemeenten bestuurt. Zij handhaven de besnijdenis vóór den doop en de leer van de ééne natuur van Christus, weshalve zij ook Monophysieten genoemd worden, doch komen, wat de eeredienst betreft, sterk overeen met de leden der orthodoxe Grieksche Kerk.

Jacobieten of staatkundige aanhangers van koning Jacob II, die in 1689 van den Engelsche troon gestooten werd, alsmede van diens zoon (Jacob III) en kleinzoon (den pretendent Karel Eduard). Vele Engelschen, Schotten en Ieren volgden Jacob II naar Frankrijk, om er de aanslagen en expeditiën te bevorderen, waardoor de telg der Stuarts zich weder in het bezit zou stellen van den vaderlijken zetel. De namen Macdonald, Walsh, Fitzjames, Berwick, Dillon, Mac Mahon enz. hebben door die uitgewekenen het burgerschap verworven in Frankrijk. — Nog grooter evenwel was de aanhang van Jacob onder de Engelsche Tories en in Schotland. De talrijke adel der Schotsche Hooglanden voegde zich aan de zijde der Jacobieten. Door den tegenstand der Jacobieten werden Schotland en Engeland eerst in 1707 vereenigd. Koningin Anna was, in overeenstemming met den Engelschen adel, niet ongezind, haren halfbroeder Jacob III het uitzigt op den Britschen troon te openen, maar de Pretendent, door R. Katholieke raadslieden omringd, weigerde hardnekkig de door haar gestelde voorwaarde, namelijk den terugkeer tot de Protestantsche Kerk, aan te nemen. Toen bij de troonsbeklimming van Georg I de Whigs aan het roer kwamen, verhieven de Jacobieten de vaan van den opstand (1715).

Graaf Mar stelde zich aan het hoofd van 10 tot 15000 man Schotten, — graaf Derwentwater verzamelde in het noorden van Engeland eene kleine bende, en Jacob verscheen in persoon, waarna hij tot Koning werd uitgeroepen. Deze opstand was echter weldra gedempt. Onder de regéring van Georg II poogde voorts de pretendent Karel Eduard den troon zijner vaderen te veroveren. Een Fransch schip bragt hem den 5den Augustus 1745 naar Schotland, — het geheele land greep naar de wapens, doch de slag bij Culloden vernietigde deze expeditie. Nadat de hoofden der voornaamste Jacobieten door het zwaard van den beul waren gevallen, had de geheele partij haren invloed verloren. Intusschen leefde in het hart der Schotten bij voortduring eene vurige toegenegenheid voor hun voormalig vorstenhuis, en zij gaven daarvan getuigenis in een aantal geschriften in proza en poëzij.