Itinerarium of reiswijzer noemt men eene aanwijzing der stations op een grooten weg tusschen 2 hoofdplaatsen, met vermelding der afstanden. De belangrijkste itineraria, uit de dagen der oudheid bewaard, zijn de „Itineraria Antonini”, — het „Itinerarium Hiërosolymitanum”, — het „Itinerarium Alexandri”, — en eenige „Itineraria” door het Heilige Land.
De Itineraria Antonini bevatten het Itinerarium provinciarum, waarin een aantal reisrouten zijn opgenomen door de Romeinsche wingewesten in Europa, Azië en Afrika, en het Itinerarium maritimum, dat de beste kusten waterwegen aanwijst. Beide bestaan uit eene eenvoudige opgave der plaatsen, aan die wegen gelegen, met bijvoeging der afstanden. Vermoedelijk zijn zij uit den tijd van Antoninus Caracalla, en terwijl zij aanvankelijk bestemd waren voor staatsambtenaren, werden zij later als reisboeken gebezigd. Intusschen zijn zij in den tijd van Diocletianus in den tegenwoordigen toestand gebragt. — Het Itinerarium Hiërosolymitanum is vervaardigd door een Christen in het jaar 333 van onze tijdrekening ten behoeve van hen, die zich van Burdigala (Bordeaux) naar Jerusalem begaven. Beide Itineraria zijn door Wesseling te Amsterdam (1735) en later door Pinder en Parthey (1848) in het licht gegeven. — Het Itinerarium Alexandri behelst eene beknopte schets van den togt van Alexander de Groote naar Perzië en is eerst in 1817 door Mai uitgegeven. — Reiswijzers naar het Heilige Land zijn door Tobler in het licht gezonden; men heeft er van Thietmar, Hugo Plagon, Frans Pipino en Antoninus. Dit laatste is vervaardigd omstreeks het jaar 570.