Italinsky (Andrei Jarowienitsj), een Russisch staatsman, geboren in 1743 bij Kiew en de spruit van een Kosakkenstam, ontving zijne opleiding aan het seminarium aldaar en studeerde vervolgens te Petersburg, Londen en Edinburgh in de geneeskunde. In 1780 toefde hij te Parijs, kwam er in kennis met grootvorst Paul en zag zich weldra benoemd tot secretaris bij het Russisch gezantschap te Napels. Opgewekt door het voorbeeld van sir William Hamilton, wijdde hij zich hier aan de beoefening der oudheidkunde en bragt allengs eene hoogst merkwaardige verzameling van oudheden bijeen. Toen Paul den troon beklommen had, werd Italinsky bevorderd tot staatsraad in werkelijke dienst, kamerheer en buitengewoon gezant te Napels.
Keizer Alexander verplaatste hem vervolgens in laatstgenoemde betrekking naar Constantinopel, waar hij bleef tot aan het begin van den Turksch-Russischen oorlog (1807). Hij leidde de onderhandelirigen omtrent den vrede en teekende in 1812 met generaal Koetoesow dien van Boecharest, waarna hij als gevolmagtigd minister naar Constantinopel terugkeerde. Als zoodanig ging hij in 1817 naar Rome, waar hij den 27sten Junij 1827 overleed. Zijne boekerij, 30000 deelen tellende, werd verkocht, nadat de Oostersche handschriften volgens zijne uiterste wilsbeschikking geplaatst waren in de bibliotheek van het Aziatisch Instituut te Petersburg.