Iphícrates, een uitstekend Atheensch veldheer, onderscheidde zich het eerst in den Boeotischen of Corinthischen (395—387 vóór Chr.), vervolgens in den Italiaanschen oorlog zoowel door persoonlijke dapperheid als door het invoeren van eene gestrenge tucht, van betere wapens en van doelmatiger krijgsbeleid. Hij toonde zijne groote veldheerstalenten vooral door de overwinning, welke hij op Corinthe op de Spartanen behaalde, alsmede in den strijd der Spartanen tegen Theben, toen hij Epaminondas stuitte in zijn zegepralenden loop en de hoofdstad voor den ondergang bewaarde. In 374 vóór Chr. benoemde de Perzische koning Artaxerxes bij het bestrijden van den oproerigen Nectabanis in Egypte hem tot aanvoerder der Grieksche soldaten. Iphícrates echter, door den naijverigen satraap Pharnabazus in zijne handelingen belemmerd, keerde heimelijk naar Athene terug, om de Corcyraeërs bij te staan, die door de Spartanen werden bedreigd.
Als mensch verwierf hij door zijne opregtheid en minzaamheid de liefde en achting zijner medeburgers en mogt zich gedurende zijn geheele leven daarin verblijden. Wél werd hij gedurende den Bondgenootenoorlog tegelijk met Timotheus in staat van beschuldiging gesteld, maar volkomen vrijgesproken. Voorts getuigt de vaderlijke bescherming, die hij na den dood van Amyntas, den grootvader van Alexander de Groote, aan Eurydice, de gemalin van eerstgenoemde, en hare kinderen verleende, van zijn edel karakter. Zijne levensgeschiedenis vinden wij door Cornelius Nepos te boek gesteld.