Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Inklimming

betekenis & definitie

Inklimming is even als braak (zie aldaar) eene verzwarende omstandigheid bij het misdrijf van diefstal. Zij is volgens ons regt nimmer een zelfstandig misdrijf, daar verstoring van den huisvrede, door zich tegen den wil des bewoners toegang tot eene woning te verschaffen, zoolang daarmede geen misdrijf, b. v. verbreking van afsluiting gepaard gaat, niet strafbaar is. Het strafregt geeft aan het woord „inklimming” (uitgebreider] beteekenis, dan de taal van het dagelijksch leven.

Ons Strafwetboek zegt: „Door inklimming wordt verstaan alle wijze van over de muren, deuren of poorten, daken of afdaken, en andere sluitingen heen in de huizen, gebouwen, hoven, werven, getimmerten van welken aard ook, tuinen, perken en besloten plaatsen te geraken. Het inkomen door eene opening van onder den grond, behalve die geschikt was, om tot ingang te dienen, is eene omstandigheid van gelijk bezwaar als de inklimming.” Noch door stijl, noch door duidelijkheid van uitdrukking munt deze definitie uit.

De regtswetensehap en de regtsleer leggen haar in het algemeen zóó uit, dat onder inklimming begrepen wordt het zich den toegang verschaffen langs eenen weg en op eene wijze daartoe door den regthebbende niet bestemd, zoodat het steken van de hand door een openstaand venster om iets weg te nemen, den diefstal verzwaart met de omstandigheid van inklimming.

< >