In flagranti of ontdekking op heeterdaad heeft plaats, wanneer het misdrijf, terwijl het gepleegd wordt, of terstond nadat het is gepleegd, ontdekt wordt, of wanneer iemand terstond daarna als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of bij hem goederen, wapenen, werktuigen of papieren worden gevonden, welke aanduiden, dat hij de dader van of medepligtige aan het misdrijf is. Aldus wordt de ontdekking op heeterdaad door ons Wetboek van Strafvordering omschreven. Het begrip is noch op zichzelf, noch zooals het daar is geformuleerd, scherp begrensd. Het is ook zeer moeijelijk, om het juist te omschrijven, omdat de vraag, of eene ontdekking op heeterdaad is geschied of niet, eene feitelijke vraag, geene regtsvraag is; zij moet beantwoord worden met het oog op de bepaalde omstandigheden, waaronder de ontdekking plaats vond, en die bijzondere omstandigheden kunnen zoo talloos en onderscheiden zijn, dat het onmogelijk is, om ze als bestanddeelen in eene naauwkeurige bepaling op te nemen en zamen te vatten.
Het begrip van ontdekking op heeterdaad is uit de oudste regten, zoowel uit het Romeinsche als uit het Germaansche, overgenomen en wordt in alle nieuwere wetboeken gevonden. De leer van de ontdekking op heeterdaad staat in verband met de bewijsleer in strafzaken en met het strafprocès, dat tot opsporing en vervolging van den misdadiger gevoerd moet worden. Bij de mindere regtsveiligheid is zij in de regtspleging van de oudere volken van meer belang, dan in die van onze moderne maatschappij, evenals de leer omtrent het Corpus delicti, en die der bekentenis. Alleen uit de van geslacht op geslacht sinds eeuwen voortgeplante herinnering aan die oude regtstoestanden kan de nog heden bestaande dwaze meening verklaard worden, dat het niet geoorloofd is, om iemand, die zich verhangen heeft, af te snijden, of een drenkeling te vervoeren, vóórdat men een dienaar van de openbare magt er bij heeft gehaald, om te constatéren, dat die persoon daar ter plaatse onder die omstandigheden gevonden is. Het spreekt van zelf, dat ingeval van ontdekking op heeterdaad, de dienaren der justitie en policie, belast met het opsporen en vervolgen der misdrijven, verpligt zijn, om onmiddellijk alles aan te wenden, wat dienstig kan zijn, niet alleen om het feit tot klaarheid te doen brengen, maar ook om den dader in handen te krijgen. Elk dienaar der openbare magt zal, en een iegelijk mag in dat geval den verdachte aanhouden en voor een der ambtenaren van het Openbaar Ministérie brengen. De magistraat van het O. M. kan in zulk een geval krachtiger en sneller handelen, dan anders: voorloopige verhooren van verdachten en getuigen; plaatsopneming, onderzoek van deskundigen, inbeslagneming van goederen, wapens, werktuigen en papieren, huiszoeking en aanhouding van verdachten en onwillige getuigen — al deze maatregelen kunnen gemakkelijker, met minder formaliteiten en met meer spoed worden toegepast, dan buiten het geval van délit flagrant — ontdekking op heeterdaad.