IJsvogels (Halcyoninae L.) is de naam van eene afzonderlijke familie van vogels, die door sommigen tot de Klimvogels, door anderen tot de Zangvogels gerekend wordt.
Zij onderscheiden zich door een krachtigen, vooral bij den oorsprong stevigen, vrij langen, meestal regten, bijna vierkanten snavel, zwakke, viervingerige pooten, waarvan 3 vingers naar voren geplaatst en 2 teenen gedeeltelijk zamengegroeid zijn, en korte maar krachtige vleugels, waarmede zij snel kunnen vliegen. De kleur hunner vederen is meestal metaalglanzig groen of blaauw, met wit en rood geschakeerd. Zij leven van insecten, weekdieren en visschen.
De gewone ijsvogel (Alcedo ispida), dien wij ook bij onze wateren aantreffen en waarvan wij eene afbeelding geven, is klein, maar heeft een grooten kop en een langen snavel. De kop van boven, de nek en de rug zijn donkerblaauw met hemelsblaauwen weerschijn; de vleugels blaauwgroen met zilverglans, en de keel is wit, de buik roestkleurig. Hij leeft aan de oevers van rivieren en meren, vooral waar zij met kreupelhout begroeid zijn. Veelal zit hij op een dorren tak of op een paal, die boven het water uitsteekt, te loeren op buit. Zijn nest is een eng hol, aan den oever in het slib uitgegraven en van binnen met zachte vischgraten bedekt. Het wijfje legt 6 tot 8 witte eijeren. Men kent van het geslacht der IJsvogels een groot aantal soorten.