Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hortensius.

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Quintus Hortensius Hortulus, een beroemd Romeinsch redenaar, tijdgenoot van Marcus Tullius Cicero en een zeer rijk man. Reeds op zijn 19de jaar trad hij op als redenaar en 6 jaar vroeger dan Cicero was hij consul. Hij was, evenals laatstgenoemde, een vijand van Clodius en overleed in het jaar 40 vóór Chr. Zijne redevoeringen werden zeer geroemd, maar zijn allen verloren gegaan.

Lambertus Hortensius, een Nederlandsch geschiedkundige. H{j was geboren te Amersfoort in 1500 of 1501, en daar zijn vader tuinman was, gaf hij zich later den naam van Hortensius. Hij ontving zijne opleiding te Utrecht en werd er vervolgens bij een beeldhouwer geplaatst. Zijne groote neiging tot de letteren was echter oorzaak, dat hij weldra de kunstenaarsloopbaan vaarwel zeide en zich naar Leuven begaf, waar hij zich met ongemeenen ijver op de oude talen toelegde, inzonderheid op het Grieksch, waarna hij in 1527 benoemd werd tot leeraar van de Hiëronymusschool te Utrecht. Nadat hij hier tot priester gewijd was, aanvaardde hij in 1544 het rectoraat te Naarden, waar hij onderscheidene uitstekende leerlingen vormde. Hij behoorde tot de 7 afgevaardigden, die den lsten December 1572 te Laag-Bussem met Roméro eene overeenkomst sloten, volgens welke aan de ingezetenen van Naarden bij overgave der stad onder bepaalde voorwaarden behoud van goed en leven werd toegezegd. Men weet, hoe schandelijk de Spaansche bevelhebber dat verdrag geschonden heeft. Zelf ware hij het slagtoffer geworden van den bloeddorst der vijanden, indien de voorspraak van Levyn Weldam, zijn voormaligen leerling, hem niet had gered.

Nu toefde hij eenigen tijd te Utrecht bij zijn oom Johan van Hogelanden, deken van de Keizerlijke kerk van St. Maria, betrok vervolgens eene hofstede buiten Naarden, en overleed aldaar in den aanvang van 1574. Schoon hij zijne Kerk niet verliet, behoorde hij tot de begunstigers der Hervorming, zoodat de landlieden hem den naam gaven van Luthersche paap. Groot was voorts zijne liefde voor de letteren, de geschiedenis en de Latijnsche dichtkunst. Van zijne geschriften noemen wij: „Secessionum civilium Ultrajectinarum et bellorum ab anno 1524 usque ad translatitionem Episcopatus ad Burgundos libri septem (Bazel, 1546; 2de druk 1643)”, — „Historie ofte wijder verklaringhe van de Utrechtsche geschiedenissen, oorlogen en veranderingen enz. (vertaald door Strick, 1625)”, — „Tumultuum Anabaptistarum liber unus (1548; 3de druk 1637)”, — „Het boek van het oproer der Wederdooperen(1624, eene vertaling van het voorgaande en ook later bij herhaling uitgegeven)”, — „Lamberti Hortensii Montfortii Historici de Bello Germanico libri septem etc. (1560 en later)”, — „Satyrae VIII ad nobilem viram D. Theod. Zulenum D. a Zevender (1552)”, — „Epithalamiorum liber unus (1552)”, — „Enarrationes in sex priores libros Aeneidos Virgilianae etc. (1559)”, — „M. Annaei Lucani Pharsalia libri X, etc. (1678)”, — en een viertal bijspelen van Aristóphanes (1556—1561). Zijn onvoltooid handschrift „De origine et interitu oppidi Nardeni historia” is in de werken van het Historisch Genootschap te Utrecht uitgegeven.

Martinus Hortensius of van den Rove, een Nederlandsch sterrekundige. Hij werd geboren te Delft in 1605, beoefende) reeds vroeg de wis- en natuurkunde onder de leiding van Beeckman te Dordrecht en van Lansbergen in Zeeland, zag zich in 1634 benoemd tot hoogleeraar te Amsterdam en volbragt voorts eene wetenschappelijke reis naar Italië. Hij hield briefwisseling met onderscheidene beroemde mannen van zijn tijd, beoefende ook de Latijnsche dichtkunst, en overleed den 17den Augustus 1639. Men heeft van hem: „Philippi Lansbergii commentationes in motum terrae diurnum et annuum etc., in Latinum versae a Martino Hortensio (1630)”, — „Responsio ad Kepleri additiunculam ephemeridi a 1624 praemissam de astronomiae restitutione etc. (1631)”, — „De Mercurio sub sole viso et Venere invisa (1633)”, — „De oculo ejusque praestantia etc. (1635)”, — „Ephemerides motuum coelestium”, — „De utilitate et dignitate matheseos (1634)”, — „Guil. Blaeu, Institutio astronomica de usu globorum coelestium ac terrestrium etc. (1634 en later)”, — „Epistolae ad Petrum Gassendum”, — en „Pleiadographia sive Pleiadum descriptio”. Ook bezorgde hij eene uitgave der „Doctrina triangulorum canonica” van Snellius

< >