Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hook

betekenis & definitie

Hook (Theodore Eduard), een Engelsch romanschrijver, geboren te Londen den 22sten September 1788, ontving zijne opleiding op de school te Harrow, was al vroeg een geestig improvisator, en trad reeds in 1805 als tooneeldichter op. Door zijn vrolijken luim wist hij de toegenegenheid te winnen van den Prins-regent en zag zich in 1812 benoemd tot ontvanger-generaal en kassier op het eiland Mauritius. Nadat hij 6 jaren die betrekking bekleed had, maakte een zijner ondergeschikte ambtenaren misbruik van zijn vertrouwen, zoodat hij een aanzienlijk te kort in de kas moest dekken. Bij zijn terugkeer in Engeland (1819) werd een onderzoek ingesteld en het vonnis, eerst in 1823 uitgesproken, verpligtte hem tot terugbetaling eener som van 12000 pond sterling.

Inmiddels was hij redacteur geworden van het dagblad „John Buil”, waarin hij de belangen der Tories verdedigde. Niettemin kwam hij in gijzeling, en in de gevangenis schreef hij de verhalen, welke onder den titel „Sayings and doings (1824)” bij het publiek zoo grooten bijval vonden, dat zij hem eene som van 2000 pond sterling verschaften. In 1825 gaf hij een vervolg dier verhalen in het licht en herkreeg daarop weldra zijne vrijheid. Nu wijdde hij zich geheel aan de letterkunde en schreef in 1828 eene derde reeks van „Sayings and doings”. Daarop volgden: „Maxwell (1830)”,— „The parson’s daughter (1833)”, — en „Love and pride (1833)”. In 1836 belastte hij zich met de redactie van het „New Monthly Magazine”, waarvoor hij „Gilbert Gurney” en het minder verdienstelijk vervolg „Gurney married” opstelde, die later ook afzonderlijk zijn uitgegeven.

Daarna verschenen: „Jack Brag (1837, — „Births, deaths and marriages (1839)”, — en „Fathers and sons (1840)”. Zijn laatste roman „Peregrine Bunce (1842 , 3 din)” verscheen eerst na zijn dood. Al zijne geschriften getuigen van zijne menschenkennis en geestigheid, maar ook van de vlugtigheid, waarmede zij geschreven zijn. Hij overleed te Fulham den 24sten Augustus 1841. — Zijn broeder James Hook, dekaan van Worchester en archidiaken van Huntingdon, geboren in 1771, overleden in 1828, was desgelijks een begaafd man en een ijverig aanhanger der Tory-partij. Men heeft van hem 2 romans: „Pen Owen (1822)” en „Percy Mallory (1823)”, waarin hij de staatkundige aangelegenheden van den dag behandelt, alsmede een aantal vlugschriften en leerredenen. — Zijn zoon Walter Farquhar Hook, geboren in 1798, studeerde te Oxford in de godgeleerdheid en werd achtervolgens domheer te Lincoln, kapellaan der Koningin, en in 1859 dekaan van Chichester. Als schrijver heeft hij een goeden naam verworven door zijne „Church Dictionary (9de druk 1864)” en vooral door zijne „Lives of the Archbishops of Canterbury (1861—1864, dl 1—4)”.

Hooker Hooker. Onder dezen naam vermelden wij: Joseph Hooker, een Noord-Amerikaansch generaal. Hij werd geboren in 1817 te Hadley in Massachusetts, ontving zijne opleiding aan de militaire académie te Westpoint, en zag zich in 1837 geplaatst als onder-officier bij de artillerie. Hij bleef aan bovengenoemde académie verbonden tot 1846, toen de oorlog in Mexico hem de gelegenheid gaf om zich te onderscheiden. In 1848 was hij kapitein, en tot 1853 bleef hij in werkelijke dienst. Toen kocht hij een stuk grond aan de baai van St. Francisco in Californië, waar hij zich wijdde aan den landbouw. Bij de tijding van den aanval op het fort Sumter snelde hij naar het oosten, en werd in Mei 1861 tot brigadegeneraal der vrijwilligers benoemd.

Hij stond eerst onder Heintzelmann en in den winter van 1861—1862 onder M’Clellan op den linkeroever van de Potomac. Toen laatstgenoemde bevelhebber voorwaarts trok, verjoeg Hooker aan het hoofd eener divisie den vijand uit Yorktown en leverde hem met Kearney den Moedigen slag bij Williamsburg. Ook aan den vermaarden Zevendaagschen Slag nam hij deel, inzonderheid bij Malvern-Hill, waar hij zijne aanvankelijke nederlaag in eene overwinning veranderde. Desgelijks onderscheidde hij zich in den veldtogt van Augustus door een krachtigen aanval, glansrijke dapperheid en eene uitmuntende verdediging. Inmiddels was hij tot generaal-majoor bevorderd, voerde bij Antietam bevel over den regter vleugel, en droeg door zijn wélgelukten aanval op Stonewall Jackson niet weinig bij tot de zegepraal, hoewel hij wegens ontvangene wonden het slagveld verlaten moest vóór het oogenblik der beslissing. Hij kon eerst terugkeeren tot zijn post, toen Burnside het opperbevel van M’Cléllan had overgenomen, en werd nu kommandant van eene groote divisie, welke met andere den 13den December 1862 bij Frederiksburg het onderspit moest delven. In Januarij daaraanvolgende zag hij zich in plaats van Burnside tot opperbevelhebbber benoemd, doch bewees, dat een uitstekend aanvoerder van een korps niet altijd een groot veldheer is.

Tegen het einde van April opende hij den veldtogt in Virginia, welke reeds den 3den Mei met zijne volkomene nederlaag eindigde. Hooker, die weinig geschiktheid bezat om met een groot leger te werken, trok over de Rapahannock terug en bleef den vijand in het oog houden. Deze echter drong tegen het einde van Junij onder het bevel van Lee door het Shenandoah-dal in Maryland en Pennsylvanië. Hooker volgde met versnelde marschen en was gereed om hem slag te leveren, toen hij den 28sten Junij 1863 het opperbevel aan Meade moest afstaan, die, naar de door Hooker beraamde plannen, eenige dagen later den vijand bij Gettysburg versloeg. Van nu af bleef Hooker enkel als korpskommandant werkzaam, en werd als zoodanig in het najaar van 1863 met het llde en 12de korps, naar Chattanooga gezonden, waar hij tot de overwinningen van Thomas en Sherman niet weinig bijdroeg. Tegen het einde van 1864 was hij militaire gouverneur van Ohio en later als zoodanig te New-York.

William Jackson Hooker, een uitstekend Engelsch beoefenaar der kruidkunde. Hij werd geboren te Exeter in 1785, gevoelde reeds vroeg eene bepaalde neiging tot de natuurlijke historie en volbragt in 1809 eene botanische reis naar Ijsland, welke hij beschreef in zijn boek: „A tour in Iceland (1811; 2de druk 1813). In 1815 trad hij in het huwelijk met eene dochter van Dawson Turner en erfde voorts de aanzienlijke goederen van zijn bloedverwant William Jackson te Canterbury. Niettemin aanvaardde hij het hoogleeraarsambt in de kruidkunde te Glasgow en onderscheidde zich door een ongemeenen ijver. Hij leverde een vervolg van het „Botanical Magazine”, in 1787 door Curtis gesticht, — een tijdschrift, dat hij in 1845, na het verschijnen van het 70ste deel, in eene nieuwe serie voortzette, en gaf daarenboven een „Botanical Miscellany” en het „London Journal of botany” in het licht. Van zijne overige geschriften vermelden wij: „Muscologia Britannica (1818; 2de druk 1833)”, — „Flora Scotica (1821)”, — „Flora Boreali-Americana (1833—1840, 2 dln)”, — „The British Flora (1830—1836, 2 dln; 8ste druk 1864)”, — „A century of orchidaceous plants (1846)”, — en een prachtwerk over de „Victoria regia (1851)”. Wegens zijne wetenschappelijke verdiensten werd hij ridder en later directeur van den Koninklijken kruidtuin te Kew, waaromtrent hij verslag gaf in zijn werk: „Kew gardens or a popular guide to the royal botanic gardens at Kew (1847)”. Hij overleed te Kew den 12den Augustus 1865.

Joseph Dalton Hooker, een zoon van den voorgaande en desgelijks een verdienstelijk kruidkundige. Hij werd geboren te Glasgow in 1817, studeerde in de medicijnen, vergezelde als geneesheer in 1839—1843 kapitein Ross op zijn togt naar de Zuidpool, en leverde als vrucht zijner nasporingen eene „Flora antaretica (1845—1848, 2 dln)”, •— „Flora Novae Zeelandiae (1852)”, — en „Flora Tasmanica (1855)”. In 1847 ondernam hij eene botanische reis naar Indië, bereikte in 1848 Calcutta, beklom het Himalaya-gebergte en drong door tot in Tibet, waar hij een groot aantal nieuwe planten — onder anderen 37 vroeger onbekende Rhododendronsoorten — ontdekte. Hij beschreef deze in het prachtwerk: „The Rhododendrons of the Sikkim Himalaya (1849—1851, 3 dln)". Toen hij in 1851 in Engeland terugkeerde, gaf hij zijn „Himalayan Journal (1854, 2 dln)" in het licht, en zag zich voorts, tot steun van zijn vader, desgelijks te Kew geplaatst.

< >