Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Eduard

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Eenige Engelsche Vorsten, namelijk:

Eduard de Belijder of de Heilige, den jongeren zoon van Ethelred II. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1002, beklom in 1042 den Engelschen troon, nadat hij 27 jaar als balling in Normandië geleefd had, was een zwak, maar welgezind vorst, en overleed den 5den Januarij 1066.

Eduard I, koning van Engeland van 1272 tot 1307. Deze, geboren den 16den Junij 1239 en de zoon en opvolger van Hendrik III, was krachtig van geest en verstaald in den strijd. Gregorius X spoorde hem aan tot een kruistogt, en hij landde te Acea in 1271, doch wegens gebrek aan hulpmiddelen moest hij het volgende jaar naar Europa terugkeeren. Toen hij onder weg tijding kreeg van den dood zijns vaders, begaf hij zich terstond naar Frankrijk, om als leenman van bezittingen aldaar hulde te bewijzen aan Philippus III, en eerst in 1274 begaf hij zich naar Engeland. Hier onderwierp hij na een moedigen strijd van 10 jaren de ingezetenen van Wallis.

Toen in 1290 de Schotsche troon door het overlijden der kleindochter van koning Alexander ontruimd werd, deed hij er met den Paus zijne aanspraak gelden op de opperleenheerschappij, doch vond daarbij goed, dat de kroon van Schotland werd toegekend aan Baliol. Toen 3 jaar later een oorlog van Eduard met Frankrijk en een opstand in Wallis Baliol deden besluiten tot eene poging om het Engelsche juk af te werpen, nam Eduard hem gevangen (1295) en plaatste in Schotland een Engelschen stadhouder, waardoor hij zich het ongenoegen der Schotten op den hals haalde. Wèl deed hij in 1305 den stoutmoedigen Wallace door beulshanden sterven , doch kort daarna verhief Bruce de vaan van den opstand. Eduard trok tegen hem te velde en overleed gedurende dien togt op den 7den Julij 1307 te Burgh bij Carlisle. Hoewel sommigen hem, als hervormer van het regtswezen, den naam van „Engelschen Justinianus” geven, onderscheidde zich zijne regering door groote willekeur.

Eduard II, koning van Engeland van 1307 tot 1327. Deze, een zoon van den voorgaande en geboren den 25sten April 1284, was de eerste, die als kroonprins den titel voerde van Prins van Wallis. Deze trage en genotzieke vorst staakte den strijd tegen Schotland, en riep zijn verbannen gunsteling, Piers van Gaveston, uit Guienne terug, zoodat de aanzienlijken gedurig tegen hem in verzet kwamen. Eerst na het vermoorden van Gaveston kwam er eene verzoening tot stand, en toen ook toog hij ten strijde tegen de Schotten, maar werd den 24sten Junij 1314 bij Stirling door Bruce geslagen. Zelfs moest hij met dezen een wapenstilstand sluiten, die slechts weinig van een niet zeer eervollen vrede verschilde, daar de Engelsche adel zich wederom tegen hem verhief.

Naauwelijks had hij dien opstand gedempt, toen zijn zwager Karel IV, koning van Frankrijk, twist zocht wegens de huldiging. De wanhopige Koning zond zijn oudsten zoon naar de overzijde van het Kanaal, om er de gevraagde hulde te bewijzen, terwijl zijne gemalin Isabella in Frankrijk reeds eene voor Engeland vernederende overeenkomst met haren broeder gesloten had. Zelfs verbond zij zich met een jongeren broeder van Eduard en verscheen met dezen en met haren gunsteling Roger Mortimer, benevens een groot aantal ontevredenen, op de Engelsche kust (1326), om er, zooals men voorgaf, 's Konings gunsteling Despencer te verwijderen. De Koning werd gevangen genomen, door een Parlementsbesluit van Januarij 1327 van de kroon beroofd, en den 27sten September daaraanvolgende op Bcrkeley-Castle vermoord.

Eduard III, koning van Engeland van 1327 tot 1377. Hij was de zoon van den voorgaande, werd geboren te Windsor den 13den November 1312, en stond gedurende zijne minderjarigheid onder voogdijschap van Edmund en na het ter dood brengen van dezen onder die van Roger Mortimer. Hij onttrok zich hieraan in 1330, nadat deze met Schotland een smadelijken vrede gesloten had. Door den slag van Halidonhill herstelde hij de Engelsche heerschappij in Schotland, ja, na het kinderloos overlijden van zijn oom Karel IV van Frankrijk, maakte hij aanspraak op de Fransche kroon. Hoewel het Fransche Parlement haar ingevolge de Salische wet had toegekend aan Philippus van Valois, aanvaardde hij het wapen en den titel van Koning van Frankrijk. Na langdurige onderhandelingen barstte de oorlog uit, en den 24sten Junij 1340 bragt hij Philippus VI in een zeeslag in het Kanaal eene vreeselijke nederlaag toe, doch zijn leger te lande moest hij wegens geldgebrek afdanken. Eerst na een wapenstilstand van eenige jaren werden de vijandelijkheden in Frankrijk geopend, en de slag bij Crecy (26 Augustus 1346), waarin de beide Vorsten persoonlijk het bevel voerden, verleende de zegepraal aan de Engelschen. Niet lang daarna versloegen deze ook den Schotschen koning David bij Nevilcross en namen hem gevangen, terwijl zij in het daarop volgende jaar Calais veroverden.

Bij de onderhandelingen, door paus Clemens II geopend, verklaarde Eduard, dat hij bereid was, afstand te doen van zijne aanspraak op Frankrijk, mits Frankrijk de opperleenheerschappij wilde laten varen over de goederen, door hem en zijne gemalin aldaar bezeten. Daar niet alleen Philippus, maar ook zijn opvolger Jan hiervan niets wilden hooren, greep Eduard weder naar de wapens. Inmiddels moest hij zelf huiswaarts keeren, om de Schotten wegens een inval te tuchtigen — ’t geen hij op eene verwoestende wijze deed —, doch zijn zoon Eduard, bijgenaamd de Zwarte Prins, versloeg het Fransche leger bij Poitiers en nam koning Jan gevangen (19 September 1356). Het Parlement bewilligde noch het ontzettend hooge losgeld voor den Koning, noch de teruggave van de voormalige bezittingen der Engelsche Koningen. Daarom trok Eduard III in 1359 weder met een groot leger over het Kanaal, rukte voorwaarts tot Rheims, en verscheen het volgende jaar vóór Parijs, waar hij de voorsteden verwoestte. De ongunstige toestand van zijn leger drong hem echter, om naar Bretagne terug te keeren, en hij zag daarbij zooveel ellende, dat hij op zijne knieën beloofde, vrede te zullen maken.

Bij het verdrag van 8 Mei 1360 deed hij afstand van de Fransche kroon en van al zijne veroveringen, met uitzondering van Calais en Guisnes; daarentegen bedong hij Guiènne, Poitou en het graafschap Ponthieu met volkomene souvereiniteit, benevens eene som van 3 millioen gouden kroonen, als losgeld voor den Koning. Intusschen hield koning Jan zich niet aan deze overeenkomst, en Karel V evenmin, terwijl uitputting en ouderdom en de ziekelijkheid van den troonopvolger Eduard verhinderden, om het zwaard met kracht weder op te vatten. De Engelschen volbragten slechts strooptogten door de Fransche gewesten en verloren allengs alle versterkte plaatsen, met uitzondering van Calais, Bordeaux en Bayonne. Eduard stierf van spijt den 21sten Junij 1277. Hjj was een eerzuchtig vorst, die de welvaart zijner onderdanen ten offer bragt aan de uitbreiding van zijn gezag. Voorts was zijn wandel ver van onberispelijk, en men meldt, dat eene zijner minnaressen, de gravin van Salisbury, aanleiding heeft gegeven tot de stichting der orde van den Kouseband.

Eduard IV, koning van Engeland van 1414 tot 1483. Hij was een zoon van Richard, hertog van York, werd den 29sten April 1461 te Rouen geboren en droeg aanvankelijk den naam van graaf van March.

De zoon van den Zwarten Prins was onder den naam van Richard II zijn grootvader opgevolgd, maar verloor in 1399 de kroon en het leven. Nu maakte zijn neef, de hertog van Lancaster, als Hendrik IV zich meester van den troon en zorgde, dat deze bij voortduring aan zijne afstammelingen zou worden toegekend, met uitsluiting van die van zijns vaders ouderen broeder Lionél. Zijn zoon en kleinzoon volgden hem dan ook op onder den naam van Hendrik V en Hendrik VI. Laatstgenoemde aanvaardde de kroon, toen hij 9 maanden oud was, en werd op 9-jarigen leeftijd te Parijs als Koning van Frankrjjk gekroond. De dood van den hertog van Bedford, die ten behoeve van den minderjarige met het bewind was belast, bragt op nieuw verdeeldheid in Engeland en veroorzaakte het verlies der Fransche bezittingen, met uitzondering van Calais. Als man was Hendrik een zwak vorst en de speelbal van zijne gemalin. Nadat hij 30 jaar geregeerd had, deed echter Richard van York, een achterkleinzoon van boven vermelden Lionel, met de wapens in de hand zijne aanspraak op den troon gelden en verklaarde zich protector na het gevecht bij St.

Albans (Mei 1455). Zóó ontstond de vreeselijke oorlog tusschen de huizen York en Lancaster of de oorlog der Witte en Roode roos, die Engeland gedurende 30 jaar teisterde. Richard sneuvelde in den slag bij Wakefield, maar zijn zoon trok naar Londen, en werd er den 4den Mei 1461 onder den naam van Eduard IV als Koning uitgeroepen. Terstond plaatste hij zich aan het hoofd van zijne aanhangers en bragt het leger van Hendrik tusschen Towton en Saxton eene vreeselijke nederlaag toe. Daarna liet hij zich kroonen en benoemde zijne broeders, George en Richard, tot hertogen van Glarence en Gloucester, terwijl het Parlement zijne 3 voorgangers als onwettige koningen verwierp en over Hendrik en zijn gezin, als ook over 150 personen het vonnis des doods uitsprak. Telkens barstte de opstand opnieuw los, en onophoudelijk woedde het zwaard van den beul, totdat Hendrik in 1465 gevangen genomen en in den Tower gebragt werd.

Intusschen wekte Eduard door zijn huwelijk met Elizabeth Woodville, eene dochter van de hertogin van Bedford, en door de gunsten, die hij aan hare bloedverwanten verleende, den nijd der aanzienlijken, — vooral van het geslacht Nevil, waartoe de graaf van Warwick, veldheer en minister, lord Montague, gouverneur der oostelijke gewesten, en George, aartsbisschop van York, behoorden. Nadat de hertog van Clarence zich met deze partij had vereenigd en in het huwelijk was getreden met Isabella, eene dochter van Warwick, barstte de opstand los, en Eduard moest in November 1470 de wijk nemen naar Holland. Hendrik VI werd uit den Tower gehaald en op den troon geplaatst, terwijl een Parlementsbesluit Eduard als een overweldiger (usurpator) veroordeelde. De verdrevene keerde echter reeds in Maart 1471 terug, ondersteund door zijn zwager den hertog van Bourgondië, en bragt een leger van 50000 man bijeen, waarbij ook Clarence zich voegde, waarna hij aan de Roode roos den slag bij Burnet leverde, waarin Hendrik gevangen genomen werd, en Warwick en Montague sneuvelden. Tevens waren koningin Margaretha en haar zoon prins Eduard met Fransche hulptroepen geland, doch Eduard versloeg dit leger den 4den Mei 1471 bij Tewkesbury en nam de beide hoofdpersonen gevangen. Prins Eduard werd in tegenwoordigheid des Konings neêrgesabeld, en vele aanzienlijke Engelschen moesten het schavot beklimmen. Toen de Koning Londen binnentrok (22 Mei 1471), beval hij, dat de rampspoedige Hendrik VI moest worden omgebragt.

Daar Eduard nu zijn troon genoeg bevestigd achtte, ging hij met een talrijk leger naar Calais, maar Lodewijk XI wist voor eene aanzienlijke geldsom den vrede van hem te koopen. Zijne binnenlandsche staatkunde werd bestuurd door zijne hebzucht. Hij vervolgde den adel en de geestelijkheid, om zich van hunne bezittingen meester te maken. Zijn broeder, de hertog van Clarence, werd van hoogverraad beschuldigd en den 18den Februarij 1478 in den Tower ter dood gebragt. Weinige jaren vóór zijn dood geraakte hij weder in oorlog met Schotland en met Engeland , en hij overleed, met wraakzuchtige plannen vervuld, op den 9den April 1433. — Zijn broeder, de hertog van Gloucester, maakte zich meester van den troon, en deed Eduard's beide zonen Eduard en Richard, 12 en 10 jaar oud, in den Tower onder bedden smoren. Schilders en dichters — onder deze Delavigne — hebben daaraan stof ontleend voor hunne kunstgewrochten.

Eduard, prins van Wallis, vorst van Aquitanië, wegens zijne wapenrusting de Zwarte Prins genaamd, de oudste zoon van koning Eduard III van Engeland. Hij werd geboren den 15den Junij 1330 te Woodstock, vergezelde reeds in 1346 zijn vader in den oorlog tegen Frankrijk en betoonde in den slag bij Crecy een ongemeenen moed. Later zond de Koning hem naar Guienne. Met een leger van 60000 man in 1355 van Bordeaux oprukkende, offerde hij gedurende 2 maanden, op een togt door het zuiden van Frankrijk, 500 steden en dorpen aan de vlammen. Het volgende jaar won hij met 12000 man den slag bij Poitiers, waarin koning Jan krijgsgevangen werd. Eduard behandelde zijn gevangene met ontzag, sloot met den Dauphijn een wapenstilstand, en keerde naar Engeland terug, waar hij met geestdrift ontvangen werd. Na eenige jaren benoemde zijn vader hem tot gouverneur der Fransche bezittingen en tot vorst van Aquitanië. Nu vestigde hij zijn Hof te Bordeaux en verwierf door zijn edel karakter de toegenegenheid des volks.

Toen in 1366 Peter de Wreede, door Hendrik van Trastamare van den Castiliaanschen troon gestooten, naar Bayonne de wijk nam, werd hij door Eduard gastvrij ontvangen, ja, deze trok in 1367 met 30000 ruiters naar Castilië, om den balling weder op den troon te plaatsen. Na vruchtelooze onderhandelingen vernietigde hij den 3den April 1367 bij Navarette de veel sterkere magt van Hendrik; doch hij werd door Peter misleid, daar deze weigerde, de kosten der expeditie te dragen. Aangetast door eene uitterende ziekte, bragt hij het overschot van zijn door gebrek en hitte nagenoeg vernietigd leger naar Bordeaux terug. Om de schulden te delgen, die hij ten behoeve van Peter gemaakt had, schreef hij drukkende belastingen uit, weshalve de aanzienlijken hem bij den Koning van Frankrijk als opperleenheer aanklaagden. Karel V daagde hem voor de regtbank, en toen Eduard met eene oorlogsverklaring antwoordde, deed een Fransch leger een inval in de Engelsche bezittingen en bedreigde zelfs Angoulême, waar zich de zieke Prins met zijn huisgezin bevond. Nu stond hij op ten strijd, en zijn naam baarde zoo grooten schrik, dat het Eransche leger eene schuilplaats zocht, in de vestingen. Hij verscheen in een draagstoel eerst voor Limoges, dat zich lafhartig aan de Franschen had overgegeven, nam de stad in en deed er 3000 mannen, vrouwen en kinderen meêdoogenloos ombrengen, doch aan de Fransche ridders, die zich dapper verdedigd hadden, schonk hij de vrijheid. Door inspanning uitgeput en geschokt door het verlies van zijn oudsten zoon Eduard, keerde hij naar Engeland terug, en overleed aldaar den 8sten Junij 1376.

Eduard (Karel), als kleinzoon van koning Jacobus II de Pretendent genaamd, geboren den 31sten December 1720 te Rome, waar zijn vader de bescherming genoot van den Paus. Als laatste spruit uit het huis der Stuarts was hij er ernstig op bedacht, de kroon te herwinnen. Ondersteund door het Romeinsche Hof, begaf hij zich in 1742 naar Parijs, waar Lodewijk XV eene Fransche vloot tot zijne beschikking stelde, die echter gedeeltelijk door een storm, gedeeltelijk door admiraal Norris vernield werd. Met geleend geld rustte hij nu een schip uit met 18 stukken en stapte den 27sten Junij 1745 met eenige getrouwe officieren en met 1500 geweren aan wal. De Bergschotten en vele misnoegden schaarden zich aan zijne zijde, en aan het hoofd van dat legertje veroverde hij de gewigtige stad Perth, deed zich tot regent en zijn vader tot Koning der 3 koningrijken uitroepen, en trok den 19den September 1745 binnen Edinburgh, waar hij zich met een hofstoet omringde en uit Frankrijk de belofte van ondersteuning verkreeg. Reeds den 21sten September versloeg hij bij Preston-Pans een corps van 4000 Engelschen en den 26sten veroverde hij Carlisle na eene kortstondige belegering. Daarna rukte hij voorwaarts naar Manchester en bedreigde Londen, waar hij vele aanhangers had. De Engelsche regéring, die den vijand aanvankelijk met een blik van minachting had beschouwd, kwam nu in verlegenheid, hoewel zij de hulptroepen uit Duitschland bereids had teruggeroepen, doch reeds in de eerste dagen van 1746 werd Eduard, in wiens leger gebrek en verdeeldheid heerschten, door den raad van Murray en anderen gedrongen om terug te trekken.

De slag bij Falkirk (23 Januarij) schonk hem de laatste overwinning, want toen hij den 21sten April tegen den hertog van Cumberland den strijd bij Culloden waagde, leed hij eene beslissende nederlaag. Hij moest de vlugt nemen naar de woeste streken van Schotland, waar hij door don honger en door velerlei gevaren achtervolgd werd. Toen hij de kust bereikte, vlugtte hij in eene kleine boot van het eene eiland naar het andere, ja zelfs van grot tot grot, want zijne belagers doorzochten alle schuilhoeken, om de 30000 pond sterling te verdienen, welke op zijn hoofd gezet waren. Eindelijk vond hij bij Lochnanuagh, op dezelfde plek, waar hij 14 maanden te voren geland was een der drie Fransche fregatten, die uitgezonden waren om hem bij te staan, en na 5 maanden van vreeselije ellende en doodsgevaar scheepte hij zich in en bereikte Morlaix in Bretagne. Door tusschenkomst van mevrouw de Pompadour verkreeg hij van het Fransche en Spaansche Hof een aanzienlijk jaargeld. De vrede van Aken, waarbij in een geheim artikel zijne verwijdering uit Frankrijk bedongen was. vervoerde hem in zijne verbittering tot zonderlinge uitspattingen, zoodat hij onder bedekking naar de Italiaansche grenzen werd gebragt.

Hierna begaf hij zich naar Spanje, volbragt in het geheim eene reis naar Londen, en hield daarna zijn verblijf te Rome bij zijn vader, na wiens dood hij zich door zijne belagchelijke eischen in vele onaangenaamheden wikkelde. Om die reden begaf hij zich naar Florence, doch Pius VI riep hem terug. Nu gaf hij zich over aan het misbruik van sterken drank, en het huwelijk, dat hij in 1772 met eene prinses von Stolberg-Gedern gesloten had, moest in 1780 ontbonden worden. Hij overleed te Rome den 30sten Januarij 1788, nadat hij 3 jaar te voren zijne onechte dochter uit Frankrijk ontboden, gewettigd en tot erfgename benoemd had. Hij werd te Frascati met koninklijke eer begraven, en zijn broeder, de cardinaal van York, deed daarbij de lijkdienst.

Een Koning van Portugal namelijk:

Eduard, die in 1391 geboren werd en van 1433 tot 1438 regeerde. Hij was de zoon en opvolger van Joao de Onechte en een der beste koningen van Portugal. Hij bragt regelmatigheid in het binnenlandsch bestuur, orde in het leger en deed een nieuw wetboek vervaardigen. Gedurende den korten tijd van zijne regéring werd Portugal door pest en hongersnood geteisterd. Hij overleed den 9den September 1438.

Een hertog van Gelder, te weten:

Eduard, den tweeden zoon van Reinoud II en Eleonora, eene zuster van Eduard III van Engeland. Hij werd geboren in 1336. Na den dood zijns vaders aanvaardde zijn oudere broeder Reinoud het bewind, doch bij het ontstaan van den twist tusschen de Heeckerens en Bronkhorsten koos Eduard de partij van laatstgenoemden tegen de Heeckerens, aan wier hoofd zich Reinoud bevond: Na een vreeselijken burgeroorlog werd laatstgenoemde den 25sten Mei 1361 met zijn leger bij Tiel door Eduard geslagen en gevangen genomen en eerst na den dood van zijn broeder in vrijheid gesteld. Eduard aanvaardde nu de regéring en verwijderde de aanhangers van zijn broeder. Deze vonden eene wijkplaats bij hertog Albrecht van Beijeren, ruwaard van Holland, weshalve de nieuwe Hertog dezen den oorlog verklaarde. De Ruwaard verscheen met een talrijk leger, doch zag Eduard niet te velde trekken, zoodat hij met een rijken buit naar Holland terugkeerde. In 1362 werd echter de vrede gesloten en tevens bepaald, dat Eduard met Catharina, de dochter van Albrecht, in het huwelijk zou treden, zoodra zij meer jaren telde.

Inmiddels was Maria, de gemalin van den gevangen Reinoud, naar Brabant vertrokken, om er haren zwager, hertog Wenceslaus, ter hulp te roepen. Deze deed een inval in den Bommelerwaard, doch werd door Eduard verdreven, waarna de vrede tot stand kwam. In 1371 bevond Eduard zich in Holland ter voltrekking van het voorgenomen huwelijk, doch daar er juist een oorlog uitbarstte tusschen den hertog van Gulik en den hertog van Brabant, snelde hij eerstgenoemde ter hulp en deed hem eene glansrjjke overwinning behalen. Ook Eduard echter verloor hierbij het leven; volgens sommigen in het strijdgewoel, volgens anderen door een zijner gunstelingen, Herman Bier van Heeze, die, door jalousie of wraakzucht gedreven, hem eene doodelijke wond toebragt, toen hij na het gevecht zich van zijn helm ontdeed, om lucht te scheppen. Hij was een werkzaam en voortvarend vorst, die den toestand des land door een groot aantal nuttige instellingen verbeterd heeft.

Een prins van Saksen-Altenburg, namelijk:

Eduard Karl Wilhelm Christian, prins van Saksen-Altenburg, den jongsten zoon van hertog Frederik van Saksen-Hildburghausen. Hij werd geboren te Hildburghausen den 4den Julij 1804, vertrok in Beijersche dienst als commandant eener divisie chevaux-legers naar Griekenland, en zag zich hier benoemd tot gouverneur van Nauplia. In 1834 keerde hij naar Duitschland terug en was er in 1848 opgeklommen tot den rang van luitenant-generaal en gouverneur van München. In 1849 ging hij met eene Beijersche Brigade naar Sleeswijk-Holstein en veroverde er de Düppeler schansen. Hij overleed te Munchen den 16den Mei 1852.