Hibiscus L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Malvaceën. Het onderscheidt zich door een veelbladig omwindsel rondom den kelk, door 5 stampers en eene 5-hokkige zaaddoos. Het omvat kruiden, heesters en boomen uit de keerkringsgewesten, met groote, meestal gelobde bladeren en fraaije bloemen, weshalve zij ook als sierplanten in trek zgn.
Van de soorten noemen wij: H. Abelmoschus L. (zie Abelmoschus), — H. amoenus Lk. et Otto, in Montevidéo op vochtige plaatsen groeijende, eene sierlijke plant ter hoogte van ½ Ned. el, met groote, prachtige, roode bloemen, — H. cannabinus X., eene éénjarige plant, die wegens hare zuurachtige bladeren in Oost-Indië als groente wordt aangekweekt, terwijl hare vezels onder den naam van Hibiscusvezels, Bombay-hennep, basterdjute enz. in den handel komen en in Engeland tot het vervaardigen van touw gebruikt worden, — H. clypeatus L,, een heester van 2½ of een boom van 5 tot 7 Ned. el hoog, wiens bladeren en bloemen wegens hunne slijmerige eigenschappen op de Antillen op dergelijke wijze gebruikt worden als de heemstwortels bij ons, — H. esculentus L., die in Indië, voorts in Afrika en Syrië gekweekt wordt, waar men de groote zaaddoozen, in West-Indië okro of gombo genoemd, als groente toebereidt, — H. grandiflorus Mich., in Georgië en Florida groeijende, met lichtroode bloemen, — B. maaulatus Desf, op Haïti groeijende, waar men uit de bladeren een verfrisschenden drank gereed maakt, — H. mutabilis L., in Oost-Indië te vinden en 4 of 5 Ned. el hoog, — H. Bosa sinensis L., in Oost-Indië en China aanwezig, eene prachtige sierplant met een opgaanden stengel, uitgespreide takken, eironde, gespitste, gezaagde, aan den voet gaafrandige, onbehaarde, van boven glanziggroene bladeren en fraaije, donkerroode bloemen. Wortels, bloemen en bladeren worden op dergelijke wijze in de geneeskunde gebruikt als die der Malvasoorten in Europa, terwijl men in Oost-Indië de bloemen tot schoensmeer bezigt, weshalve de inlanders ze kembang sapatoe noemen. — H. splendens Gr. van Nieuw-Holland, met een groenen, houtigen stam, met haartjes bekleed, hier en daar met regte stekels gewapend, en met rozenroode bloemen versierd, — H. trilobus Cm., op Haïti groeiende, een boompje ter hoogte vanöNed. el met fraaije scharlakenroode bloemen, — en H. moschatm L., een overblijvend kruid in Canada en Virginia, met eironde, langgespitste, gezaagde, van onder viltig-grijze bladeren, zaamgegroeide blad- en bloemstelen, en zeer groote, witte, aan den voet purperroode bloemen.