Heroën noemt men inzonderheid de koningen, vorsten, krijgshelden enz., die in de gedichten van Homérus voorkomen, alsmede alle strijders der Oudheid, die zich door kracht, moed, verstand en ervaring onderscheidden. Bij Hesíodus worden de mannen, die om Theben en Troje gestreden hebben en na hun dood naar de eilanden der gelukzaligen werden overgebragt, met den naam van heroën bestempeld. Later gaf men dien ook aan dezulken , die, wegens hunne afstamming van de goden of wegens hunne groote verdiensten, door offeranden en gebeden werden gehuldigd, — vooral ook stichters van volkplantingen.
De heiligdommen der heroën onderscheidden zich door hunne eenvoudigheid van de tempels der goden. Hierop echter vindt men ook uitzonderingen, b. v. in het prachtige Theseion te Athene — een tempel, aan Theseus gewijd. — Men geeft den naam van heroïsch aan datgene wat betrekking heeft op het heldentijdperk van een volk, — terwijl heroïsmus gelegen is in grootsche, edele, verhevene daden.
Heroïdes Heroïdes of helden- en heldinnenbrieven noemt men eene eigenaardige soort van gedichten, die den vorm hebben van brieven, waarin merkwaardige mannen en vrouwen hunne lotgevallen en gevoelens mededeelen. De uitvinder van deze dichtsoort is Ovidius; zij heeft veel overeenkomst met de elegie, doch kan ook een tragischen toon aanslaan. Ook in nieuweren tijd heeft men in Duitschland, Frankrijk en Engeland heroïdes gedicht, doch deze zijn thans door „Dichterlijke brieven” vervangen. Trouwens deze dichtsoort is door Herder in de „Adrastea” bepaald afgekeurd.