Heloten was de naam der lijfeigenen in Sparta. Men meent, dat deze naam afkomstig is van de stad Helos in Laconië, wier inwoners bij een oproer door de Spartanen werden onderworpen, hoewel anderen beweren, dat hij de beteekenis heeft van gevangenen. De Heloten waren slaven van den Staat, die aan de burgers ten gebruike werden afgestaan, zoodat deze hen niet mogten in vrijheid stellen en evenmin verkoopen. Zij hadden afzonderlijke woningen en waren tot het doen van bepaalde diensten verpligt.
Deze bestonden in het opbrengen van eene zekere hoeveelheid gerst, olie en wijn aan hunne meesters, voorts in het volbrengen van door deze hun opgelegde werkzaamheden, en eindelijk in het dienen als krijgsknechten zoowel te land als ter zee. Hun toestand was over het algemeen ver van benijdenswaardig. Wèl stonden zij hooger dan de gewone slaven en konden door vlijt zelfs een zekeren trap van welvaart bereiken, terwijl het uitzigt op de vrijheid, wanneer zij zich die waardig betoond hadden, hun niet geheel benomen was, doch het burgerregt konden zij slechts zelden verkrijgen. Volgens het beginsel van Lycurgus, dat het regt van den staatsburger niet zoozeer gegrond moest wezen op zijne geboorte als wel op zijne opvoeding als Spartaan, werden de kinderen van Spartanen en vrouwelijke Heloten te zamen onderwezen en verkregen niet alleen volle vrijheid, maar ook door eene soort van adoptie het burgerregt. Altijd echter bleef eenige vijandige verhouding bestaan tusschen de Heloten en hunne verdrukkers, terwijl deze tegen de lijfeigenen, als een gevaarlijken hoop, steeds op hunne hoede waren. Immers volgens de berekening van O. Müller waren er 224000 Heloten, en onder deze 56000 weerbare mannen. Daaruit alleen kunnen sommige onmenschelijke maatregelen worden verklaard, zooals het ombrengen van 2000 Heloten bij de afschuwelijke instelling der cryptia of Helotenjagt.
Terwijl namelijk te voren alle Heloten vogelvrij verklaard waren, gaven later de Ephoren telkens bij het aanvaarden van hun ambt aan de Spartanen verlof om Heloten, onder zekere voorwaarden, te dooden, — ’t geen echter vooral geschiedde om aan deze ondergeschikten vrees aan te jagen en hen tot gehoorzaamheid te dwingen. Zulke maatregelen vloeiden voort uit het besef, dat het groot aantal, de ondernemingsgeest en de trotschheid der Heloten de veiligheid van den Staat bij voortduring bedreigden. Gretig toch maakten zij van elke gelegenheid gebruik om het gehate juk af te schudden. Toen in 464 vóór Chr. de stad Sparta door eene aard beving nagenoeg geheel verwoest en de bloem der jeugd onder de instortende gymnasiën bezweken was, maakten de Heloten zich aanstonds meester van de heerschappij. Koning Archidamas echter trok hen met een in allerijl bijeengeraapt leger te gemoet, bragt hun eene nederlaag toe en verloste Sparta van het dreigend gevaar. Later verbonden zich de Heloten met de onderdrukte Messeniërs, namen met deze de bergvesting Ithome in bezit en gaven op die wijze aanleiding tot den derden Messenischen oorlog.