Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heller

betekenis & definitie

Heller. Onder dezen naam vermelden wij:

Joseph Seiler, een verdienstelijk kunstkenner, geboren te Bamberg den 22sten September 1798. Hij bezocht aldaar het gymnasium, wijdde zich daarna korten tijd aan den handel , maar bepaalde zich weldra uitsluitend bij de studie der kunstgeschiedenis en bij andere geschiedkundige nasporingen. Hij ondernam voorts onderscheidene wetenschappelijke reizen, en overleed den 4den Junij 1849. Hij was bezitter van eene uitgebreide bibliotheek en van eene merkwaardige verzameling gravures en oudheden. Van zijne geschriften vermelden wij: „Lucas Cranach’s Leben und Werken (1821)”, — „Geschichte der Holzschneidekunst (1822) ”, — „Das leben und die Werke Albrecht Dürers (1827—1831, 2 dln.)”, — „Monogrammenlexikon (1831)”,— „Handbuch für Kupferstichsammler 1823—1836, 3 dln.; 2de druk 1847—1849)”, — „Leben Georg Erlinger’s (1837)”, — „Die gräflliche Schönbornsche Gemäldesammlung (1845)”, — benevens een aantal monographiën over de stad en het bisdom Bamberg.

Robert Heller, een verdienstelijk Duitsch letterkundige. Hij werd geboren den 24sten November 1812 te Groszdrepnitz bij Stolpen in het koningrijk Saksen, studeerde te Leipzig in de regten, en verkreeg aldaar eene betrekking bij de magistratuur. Weldra echter bepaalde hij zich uitsluitend bij de beoefening der letteren. Hij stichtte in 1838 het tijdschrift „Rosen”, en in 1842 het jaarboekje „Perlen”, en zette beide voort tot in 1848. Daarenboven schreef hij een groot aantal novellen en romans, zooals „Der Prinz von Oranien (1843, 3 dln.)”, — „Florian Geijer (1848,3 dln.)”, — en schetste in „Eine Sommerreise (1840)” zijne ontmoetingen in Italië. In 1848 spoedde hij zich naar Frankfort aan de Main, om er als berigtgever de zittingen van het Parlement bij te wonen.

Zijne „Brustbilder aus der Paulskirche (1849)” vonden grooten bijval. Sedert het laatst van 1849 was hij belast met de redactie van de „Deutsche Zeitung” en ondersteunde tot aan hare opheffing in 1850 de belangen der constitutionéle partij. Daarna vertrok hij naar Berlijn en vervolgens naar Hamburg, waar hij in 1851 de redactie van de „Hamburger Nachrichten” op zich nam. Voorts schreef hij: „Der Reichspostreiter in Ludwigsburg (1857)”, — „Das Geheimnisz der Mutter (1859)”, — „Hohe Freunde (1861)”, — en „Posenschraper’s Thilde (1863)”. Hij overleed te Hamburg den 7den Mei 1871.

Stephan Heller, een uitstekend klavierspeler en componist, geboren te Pesth den 15den Mei 1814. Reeds op 9-jarigen leeftijd liet hij zich in het openbaar hooren, waarna hij naar Weenen gezonden werd, om zich te oefenen onder de leiding van Czerny en Anton Halm. Nadat hij voorts met zijn vader eene kunstreis volbragt had door Hongarije, Polen en een gedeelte van Duitschland, bleef hij in 1830 te Augsburg, alwaar hij van Chelard onderwijs ontving in de compositie. Omstreeks 1835 kwamen zijne eerste stukken in het licht, welke met bijval werden ontvangen, en in 1838 vestigde hij zich voor goed te Parijs. Meer dan honderd compositiën heeft hij in het licht gegeven, en deze onderscheiden zich door bevalligheid en dichterlijken gloed.