Helichrysum Dec. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Zaâmgesteldbloemigen.
Het onderscheidt zich door in onderscheidene kransen geplaatste, dakpansgewijs over elkander gelegene, drooge, gekleurde, onbehaarde, in rijpen staat niet stervormig nitgespreide omwindselblaadjes, door een gewelfden bloembodem zonder strooschubben, door weinig talrijke straalbloemen en buisvormige, tweeslachtige schijfbloemen, door rolrond-langwerpige vruchtjes en gele bloemhoofdjes. Het omvat overblijvende of eenjarige kruiden, die in alle werelddeelen groeijen en tot de immortellen behooren.
Van de soorten vermelden wij H. arenarium Dec., ook in ons Vaderland op drooge zand- en heidegronden groepende, eene overblijvende plant met een houtigen stengelvoet, smalle bladeren, en gesteelde, glanzige, citroengele en aan den stengeltop digt bij elkaar geplaatste bloemhoofdjes, — voorts H. angustifolium Dec., een vertakten, opgaanden heester met lijnvormige, aan den rand omgerolde, van onder viltige en van boven nagenoeg onbehaarde bladeren en in schermen gerangschikte bloemtrossen, — H. sanguineum Dec., met een lichtgrijzen, kruidachtige» stengel, neêrloopende, lancetvormige bladeren en bijna ongesteelde, bolronde bloemkorfjes, in Griek onland en Palaestina te vinden, en — H. Stoechas Dec. met een houtigen stengel, lijnvormige, van onder viltige bladeren en bolronde, in digte trossen gerangschikte bloemkorfjes. Tot de sierplanten behooren H. fulgidum W. met groote, gele bloemkorfjes, — H. grandiflormt Less. beiden van de Kaap, desgelijks met houtigen stengel, — en H. macranthum Benth., uit Nieuw-Holland, met een stengel ter hoogte van 1 Ned. el en met eindstandige, prachtige bloemkorfjes.
