Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hazelhoen

betekenis & definitie

Hazelhoen (Tetrao bonasia), het kleinste der Europésche woudhoenders, bewoont ons werelddeel van de Alpen noordwaarts tot aan de grenzen der loofdragende boomen, en houdt in Duitschland en Zwitserland vooral in de bergwouden zijn verblijf. Deze vogel behoort tot de afdeeling der Hoenderachtigen en tot het geslacht der Korhoenders (met gevederde voetwortels en naakte teenen). Hij is niet veel grooter dan een patrijs, maar veel fraaijer van kleur en gedaante. Het mannetje onderscheidt zich door eene zwarte vlek op de borst, terwijl voor ’t overige de vederen bij beide geslachten fraai-roestbruin zijn met kleine witte en zwarte vlekken, terwijl de staart parelgrijs en met een met wit omzoomden zwarten dwarsband versierd is.

Gelijk al de woudhoenders, voeden ook deze zich met knoppen, vooral van hazelaars en berken; voorts met allerlei basten, en eindelijk met insecten, wormen, kleine slakken enz. Zij verschuilen zich zeer zorgvuldig, slapen op boomen en huppelen bij dag op den aardbodem rond. Ook als zij door gevaar bedreigd worden, blijven zij gewoonlijk loopen, dewijl zij zwaar ter vlugt zijn en hierbij veel gedruisch maken. Zij paren in het voorjaar, en het kunsteloos en goed verborgen nest bevat 8 tot 15 licht-roode, bruingevlekte eijeren, welke in drie weken worden uitgebroed. De kiekens volgen aanstonds de moeder. In midden-Europa komen zij zelden onder het schot van den jager, doch in Noorwegen en Zweden vangt men des winters hazelhoenders in strikken, en lekkerbekken schatten het vleesch van deze vogels hooger dan dat van fasanten, snippen en patrijzen.

< >