Hautpoul. Onder dezen naam vermelden wij:
Marie Constant Fidèle Henri Armand, markies de Hautpoul, een Fransch krijgsman. Hij werd geboren in 1780 op het kasteel Lasborde, in Languedoc, verloor door de Omwenteling zijn vermogen, zoodat hij bij Versailles eenigen tijd als tuinmansjongen diende, bezocht er tevens het gymnasium, voorts de polytechnische school te Parijs en later de artillerieën genieschool te Metz, en zag zich in 1803 geplaatst bij de rijdende artillerie. Hij streed onder Murat bij Ulm en bij Austerlitz, zag zich in Spanje (1808) bevorderd tot majoor bij den staf der artillerie, werd in 1809 bij Wagram gewond en door Napoleon op het slagveld tot kapitein der garde met den rang van chef d’escadron benoemd, keerde in 1811 naar Spanje terug, volbragt eenige gewigtige zendingen en trok in 1812 met den Keizer naar Rusland. Weldra was hij rijksbaron en luitenant-kolonel der oude garde, streed bij Lützen, werd bij Dresden zwaar gewond, doch was een der eersten, die hulde bragten aan Lodewijk XVIII. Bij den terugkeer van Napoleon nam hij de wijk naar zijn landgoed bij Blois, en na de tweede Restauratie organiseerde hij de rijdende artillerie, werd in 1819 maréchal de camp, in 1823 inspecteur-generaal in de Pyreneën en later inspecteur-generaal der Koninklijke artillerieschool. Bij het uitbarsten der revolutie van 1830 bleef hij getrouw aan Karel X, verdedigde met beleid het Hotel des Invalides, en nam daarna zijn ontslag. In 1833 was hij korten tijd hofmeester van den hertog van Bordeaux te Praag, doch keerde weldra naar Frankrijk terug, en overleed te Parijs den 15den Januarij 1853.
Alphonse Henri, graaf de Hautpoul, een broeder van den voorgaande en desgelijks een Fransch krijgsman. Hij werd geboren te Versailles den 8sten Januarij 1789, bezocht in 1805 de militaire school te Bordeaux, was in 1806 onderofficier en nam deel aan de veldtogten in Pruissen, Polen en Spanje. In 1812 bij Salamanca gevangen genomen, werd hij naar Engeland gebragt, doch na den eersten Vrede van Parijs op vrije voeten gesteld en bij den generalen staf geplaatst. Gedurende de Honderd dagen bleef hij trouw aan de Bourbons, en in 1828 was hij opgeklommen tot den rang van generaal-majoor. In 1830 werd hij directeur van het departement van Oorlog en afgevaardigde naar het Parlement. Na de Julij-dagen begaf hij zich naar zijne goederen, waar hij eene porseleinfabriek en onderscheidene scholen stichtte.
In 1834 koos Montpellier hem tot vertegenwoordiger, in 1838 voerde hij bevel over de llde militaire divisie, werd in 1841 luitenant-generaal, in 1842 kommandant van St. Omer, en zag zich in datzelfde jaar benoemd tot opperbevelhebber der 8ste militaire divisie te Marseille. Bij de Februarij-omwenteling (1848) kwam hij op non-activiteit, maar nam weldra zitting in het Wetgevend Ligchaam, zag zich benoemd tot bevelhebber van het Fransche leger in den Kerkdijken Staat, welke betrekking hij echter van de hand wees, doch aanvaardde de portefeuille van Oorlog en voorloopig die van Buitenlandsche Zaken. In 1850 vertrok hij als gouverneur-generaal naar Algérie, doch werd reeds het volgende jaar teruggeroepen. Eindelijk, na den staatsstreek van 2 December, werd hij benoemd tot lid van den Senaat en tot groot-referendaris van dit ligchaam.