Hardouin (Jean), een uitstekend Fransch geleerde, geboren in 1646 te Quimper in Bretagne, trad reeds vroeg in de orde der Jezuïeten en oefende zich in de godgeleerdheid, de oude talen, de geschiedenis en de penningkunde. Tot de classieke werken „in usum Delphini” leverde hij eene uitgave der „Historia naturalis” van Plinius (1685, 5 dln). In zijne „Chronologia ex nummis antiquis restituta (1677)” en in de „Prolegomena ad censuram veteram scriptorum” beweerde hij, dat de meeste voor oud gehoudene munten valsche stukken van lateren tijd zijn, alsmede, dat de voor classiek gehoudene werken van gewijde en ongewijde schrijvers, met uitzondering der „Historia naturalis” van Plinius, der „Georgica” van Virgilius en der „Satyrae” en „Epistolae” van Horatius, niets anders zijn dan geschriften van monniken uit de 13de eeuw. Dat vonnis wilde hij niet herroepen.
Weldra echter maakte hij het naar veler meening nog erger, daar hij in zijne „Conciliorum collectio (1715, 12 dln)” volhield, dat ook de handelingen van alle kerkvergaderingen vóór die van Trente louter verdichtsels waren. Het was niet mogelijk, hem tot andere gedachten te brengen. Hij overleed te Parijs den 3den September 1729, en zijne „Opera varia” zijn in 1733 te Amsterdam in het licht verschenen.