Hambroeck (Antonius), geboren te Rotterdam tegen het einde van 1605, werd na het voleindigen zijner studiën predikant te Schipluiden e. a. en ging daarna als predikant naar OostIndië. Nadat hij den llden October 1647 te Batavia was aangekomen, zag hij zich den 20sten April 1848 op Formosa geplaatst. Dit eiland werd in 1661 overvallen en gedeeltelijk bemagtigd door den Chinéschen zeeroover Coxinga, en Hambroeck viel met zijne echtgenoote en zoon in handen van den geweldenaar, terwijl zijne 2 dochters zich voorloopig in veiligheid bevonden op het fort Zeelandia, waar Coyet bevel voerde en zich tegen de aanvallen van Coxinga versterkte. Laatstgenoemde, vreezende dat ontzet van Batavia zou opdagen, zond Hambroeck naar Zeelandia, om de bezetting tot de overgave te bewegen.
Hambroeck echter ried zijnen vrienden aan om moedig te volharden, en schoon hij wel kon voorzien, dat Coxinga hem zou doen ombrengen, indien hij onverrigter zake terugkeerde, was hij toch niet te overreden, om op Zeelandia te blijven. Het schijnt echter, dat aanvankelijk zijn leven gespaard bleef; doch toen niet lang daarna een opstand onder de bewoners van Formosa uitbarstte, meende Coxinga — te regt of ten onregte — dat zij daartoe waren opgehitst door de Nederlandsche gevangenen, weshalve hij bevel gaf, om allen om te brengen. Het hoofd van Hambroeck viel op den 5den Julij 1661, en na hem moesten ook zijne bloedverwanten sneven.
