Hähnel (Ernst Julius), een uitstekend Duitsch beeldhouwer, geboren te Dresden den 9den Maart 1811, bezocht aldaar de school voor bouwkunst en begaf zich in 1830 met hetzelfde doel naar München.
De antieke kunstgewrochten der Glyptotheek bragten hem aldaar tot de beoefening der beeldhouwkunst. Een jaar later ging hp naar Italië, waar te Florence de bouwkunst, maar te Rome de beeldhouwkunst hem kluisterde. In 1835 begaf hij zich weder naar München, waar hij zich 3 jaar met ijver op de beeldhouwkunst toelegde, en op aanbeveling van Semper werd hij in 1838 naar zijne geboortestad geroepen, om er zich te belasten met een gedeelte der beeldhouwwerken aan den nieuwen schouwburg. In het gebouw plaatste hij een optogt van Bacchus in antieken trant, en ten behoeve der uitwendige versiering beitelde hij de standbeelden van Sóphocles en Aristóphanes, van Shakspere en Molière, benevens eenige caryatiden enz. Voor de nieuwe orangerie vervaardigde hij in zandsteen de beelden van Flora en Pomona. In 1842 verwierf zijn modél van een standbeeld van Beethoven den te Bern uitgeloofden prijs, werd in brons gegoten, en in 1845 onthuld.
Voor het universiteitsfeest te Praag schiep hij het standbeeld van Karel IV, en in de daarop volgende jaren hield hij zich bezig met beeldhouwwerk voor het muséum te Dresden. Deze bestaan, behalve uit een aantal reliëfs, uit de meer dan levensgroote standbeelden, van Alexander, Lysippus, Michele Angelo, Dante, Rafaël en Peter von Cornelius. Hierop volgden in 1858 de „Vier Evangelisten” en de „Drie Koningen” voor den toren te Neustadt-Dresden, — en dan het gedenkteeken van Friedrich August, koning van Saksen. Daarenboven werkte hij aan een ruiterstandbeeld voor hertog Friedrich Wilhelm von Brunswijk en aan een standbeeld van Theodor Körner. Deze voortreffelijke kunstenaar is sedert 1842 honorair lid en sedert 1848 professor en gewoon lid van den Raad der Académie te Dresden. Toen hij in 1855 een beroep naar Weenen van de hand wees, is van staatswege voor hem eene werkplaats gesticht, waar velen zich onder zijne leiding tot kunstenaars zoeken te vormen.
