Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Haamstede

betekenis & definitie

Haamstede, een dorpje in de Nederlandsche provincie Zeeland, is zeer bevallig gelegen op het eiland Schouwen en in de nabijheid van een vuurtoren met een draailicht, in 1839 aldaar geplaatst. De naam Haamstede is voorts die van eene der oudste en voortreffelijkste heerlijkheden van Zeeland. Zij behoorde eerst aan het geslacht Renesse, maar werd door graaf Jan, een zoon van Floris V, in 1299 geschonken aan zijn onwettigen broeder Witte, met wien de lijn der heeren van Haamstede (in 1341 tot baanderheeren verheven) een aanvang neemt. Hij was een zoon van Floris V, graaf van Holland, en van eene dochter van Jan VII, heer van Heusden, en onderscheidde zich door zijne dapperheid.

Hij onderwierp Schouwen, Walcheren en ZuidBeveland aan de heerschappij van graaf Jan, en toen de zegepralende legers der Vlamingen reeds tot digt bij Haarlem waren doorgedrongen, stapte hij met zijne krijgsknechten te Zandvoort aan wal, versloeg de Vlamingen bij het Manpad en verdreef hen weldra uit Holland. Schoon hij zich gemakkelijk van Hollands gravenkroon had kunnen meester maken, eerbiedigde hij de regten van den wettigen zoon van Floris V. — Van zijne nakomelingen vermelden wij zijn tweeden zoon Jan, die in 1328 deel nam aan een krijgstocht van graaf Willem III, om het gezag van den Vlaamschen graaf Lodewijk tegenover de oproerige steden te handhaven, — Costyn en Raas, zonen van Floris van Haamstede, die den 13den Januarij 1426 in een scheepsstrijd bij Brouwershaven sneuvelden, — Arent en zijne zonen Floris en Arent, die in 1454 te regt stonden voor de hooge grafelijke vierschaar te Zierikzee, beschuldigd van aanranding der grafelijke regten, weshalve de heerlijkheid Haamstede ten behoeve van den graaf van Holland en Zeeland werd verbeurd verklaard. Vervolgens is deze heerlijkheid door Filips van Bourgondië verkocht aan Lodewijk van Brugge, heer van Gruithuizen, doch ten deel gevallen aan Jan van Hodenpijl. Toen men ze voorts nogmaals veilde, werd zij aangekocht door reeds genoemden heer van Gruithuizen. Ze bleef ongeveer eene eeuw het eigendom van zijn geslacht, en kwam toen in het bezit van Jacob van den Eynde (Eyndius), die het slot, door Witte gesticht, maar in 1526 door brand verwoest, weder heeft doen opbouwen. Dit kasteel is in het laatst der 17de eeuw op nieuw hersteld door den toenmaligen eigenaar Rutger Mogge.

In 1543 — dus lang na bovenvermelde verbeurdverklaring — was Adolf van Haamstede een der scheepsbevelhebbers op de vloot, door Maximiliaan van Bourgondië tegen de Franschen in zee gezonden. Ten tijde van onzen opstand schaarde hij zich aan de zijde van Spanje. Zijn zoon Arent, overleden te Zierikzee in 1601, wordt door velen voor den laatsten mannelijken telg van zijn geslacht gehouden, ofschoon Hoogstraten nog latere afstammelingen vermeldt.

Eindelijk maken wij nog gewag van Adriaan van Haamstede, een ijverig voorstander der Hervorming. Vermoedelijk was hij een zoon van Witte van Haamstede, welke laatste de achterkleinzoon was van dien Arent, die in 1354 met zijn vader en broeder van de heerlijkheid beroofd werd. Men meent, dat hij geboren is omstreeks het jaar 1525. Met ijver stond hij aan het hoofd der Hervormden te Antwerpen, moedig de vreeselijkste vervolgingen trotsérende, totdat hij eindelijk in 1559 de wijk moest nemen, naar Norden, nadat hij in het voorafgaande jaar de gemeente te Aken gesticht had. Weldra echter werd hij naar Groningen afgevaardigd, om er het evangelie te verkondigen, en kort daarna naar Londen, om er eene gemeente te stichten. Wegens opgekomen verdeeldheid werd hij echter in 1560 aldaar afgezet en verbannen. Daar hij voorts verlicht en verdraagzaam genoeg was, om de volgelingen van Menno Simons te verdedigen, beschuldigde men hem, dat hij sommige dwalingen der Wederdoopers aankleefde. Het over hem uitgesproken banvonnis vervolgde hem overal.

Hij begaf zich naar Zeeland, maar moest welda vertrekken. In Holland beroofde men hem van zijne goederen, en zelfs het vrijzinnige Einden weigerde hem op te nemen, zoodat hij zich te Oldersum nederzette, om er zich met den landbouw bezig te houden. Op veler aanzoek keerde hij in 1562 naar Engeland terug, maar werd er op nieuw in den ban gedaan en gelast het land te verlaten. Hy begaf zich vervolgens naar Friesland en overleed er kort daarna. Van hem is het merkwaardig boek afkomstig: „De Gheschiedenisse ende den doodt der vrome Martelaren, die om het ghetuygenisse des Evangeliums haer bloedt ghestort hebben, van den tijden Christi af tot ten jare MDLIX toe, by een vergadert op het kortste, door Adrianum Cornelium Haemstedium (1559)”. Deze eerste uitgave is thans zeer zeldzaam, doch dat martelaarsboek is later althans nog tot zevenmaal toe uitgegeven.