Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Guinéa

betekenis & definitie

Guinéa, een West-Afrikaansch kustland, waarvan de grenzen niet met juistheid bepaald zijn, strekt volgens de algemeen aangenomene bepalingen zich uit van kaap Verga of Tagrin aan de zuidelijke grenzen van Senegambië tot aan kaap Negro (11° N.B. tot 16° Z.B.), en wordt verdeeld in Opper- of Noord-Guinéa en Neder- of Zuid Guinéa, die bij den evenaar of liever bij den breedtegraad (1° Z.B.) van kaap Lopez aan elkander grenzen. Zuid-Guinéa is onder den naam van Congo bekend, terwijl men met den naam Guinéa veelal NoordGuinéa bedoelt. Het ligt over een afstand van 500 geogr. mijl ten noorden van de uitgebreide Golf van Guinéa, welke op haren noordoostelijken achtergrond de baaijen van Benin en Biafra vormt. In en vóór laatstgenoemde liggen de 4 Guinéa-eilanden, van welke Fernande Po, St.

Thomas en Annobon aan de Spanjaarden, en het Prinsen-eiland aan de Portugézen behoren. De kustzoom is, behalve in het deltaland van de Niger, zeer smal, hier en daar zandig en moerassig, doorgaans mild besproeid en met een weligen plantengroei bedekt, maar wegens het gemis van goede havens en wegens de sterke branding niet zeer toegankelijk. De hitte is er geweldig groot en wordt er alleen in den regentijd eenigzins gematigd. Die tijd valt in het algemeen aldaar tusschen Junij en October, doch in sommige streken voor korten tijd 2-maal ’s jaars en gaat veelal van stormen en onweders vergezeld. De harmattan, die er eenige maanden uit het noordoosten waait, brengt er daarentegen eene geweldige droogte. Het klimaat aan de kust is alzoo ongezond en voor den vreemdeling zeer gevaarlijk, terwijl men in de daarachter gelegene bergstreek — de laagste terrassen van den Kong of van het gebergte van Hoog-Soedan — eene zachte, zuivere en gezonde lucht inademt.

Deze met bosch begroeide en over het geheel vruchtbare gewesten zijn digt bevolkt met Heidensche stammen, die men in Strand- en Berg-Negers onderscheiden kan. De eerste zijn tengevolge van den slavenhandel en van den omgang met Europeanen ontaard en bedorven, — de laatsten daarentegen veel krachtiger en beter ontwikkeld, maar gedeeltelijk ook weder woester en oorlogzuchtiger. De belangrijkste Negerstaten zijn er die van Dahomey, Ashanti, Benin, Joroeba en Igbo. Afzonderlijke kustgewesten vormen er, van het westen naar het oosten, de Siérra-Leone-kust, een koloniaal Britsch gebied van kaap Verga tot aan kaap Mesurado, — de Peper- of Malaguetta-kust, loopende tot aan kaap Palmas en merkwaardig door de republiek Liberia, aldaar in 1821 door de Amerikanen ten behoeve van vrijgemaakte Negerslaven gesticht, — de Ivoorkust, waar, behalve een paar Fransche factorijen, zich geene Europésche volkplantingen bevinden, tot aan de rivier Assini, — de Goudkust, tot aan de Rio Volta, met talrijke Europésche volkplantingen, — de Slavenkust, tot aan de Rio Lagos, waar de Engelschen de voormalige Deensche factorij Guita met het fort Prinsenstein en Lagos, voorts de Franschen de beschermheerschappij over het Negerrijk Porto Novo bezitten, — de kust van Benin met de waterrijke delta-landen van de Niger, Bonny, enz., — het koningrijk Benin, en eindelijk meer zuidwaarts het Hoogland der Ambosen met den berg Cameroen (4000 Ned. el hoog), alsmede de weinig bekende kusten van Biafra en Gaboen, tot aan kaap Lopez. De pogingen, om van de kust van Guinéa in het binnenland van Afrika door te dringen, hebben reeds aan vele reizigers het leven gekost. Zie voorts onder Nieuw-Guinéa.

< >