Guadiana (De), in het Arabisch Wadi Ana (Ana-rivier), de Anas der Ouden, eene van de 5 hoofdrivieren van Spanje, ontspringt in eene reeks van moerassige meren op het Campo de Montiel, 2 geogr. mijl ten noordwesten van Alcaraz in de provincie Ciudad Real (La Mancha). De beek, welke aldaar ontstaat, verdwijnt weldra in een moeras, met riet en biezen begroeid, waarin ook de van het oosten derwaarts stroomende Zancara zich verliest. Ongeveer 5 geogr. mijl, ten zuiden van dien poel, tusschen Villabarta en Daimiel, ontspringen onderscheidene rijke bronnen uit den tertiairen bodem en vormen een aantal groote, zamenhangende waterkommen. Deze worden door bet volk „Los ojos del Guadiana (De oogen der Guadiana)” genoemd, terwijl het den krachtigen stroom, die daaruit wegvloeit, als de herboren Guadiana beschouwt.
Deze stroomt nu met vele kronkelingen door de hoogvlakte van La Mancha naar het westen, voorts noordwestwaarts naar Estremadura, dan west-noordwestwaarts langs Don Benito, Medellin en Merida naar Badajoz, en eindelijk gedeeltelijk aan de grenzen van Portugal, gedeeltelijk op zijn grondgebied langs Moura en Serpa naar zee. Beneden Serpa barst zij, door eene enge kloof en vormt er den Salto de Lobo (Wolfssprong), vloeit dan als een breede en kalme stroom door een dal langs Mertola, waar zij bevaarbaar begint te worden, en langs Alcoutim, waar zij een bekoorlijk dal besproeit. Ongeveer 5 geogr. mijl verder valt zij tusschen Ayamonte en CastroMarino in de Golf van Cadix. Haar breede mond is zeer ondiep en slechts voor kleine schepen bevaarbaar. Tot aan Moura in Portugal bezit zij enkel des voor- en najaars eene aanmerkelijke hoeveelheid water, terwijl zij des zomers overal doorwaadbaar is en zelfs hier en daar geheel opdroogt, zoodat slechts bij gedeelten plassen overblijven. Er valt dus aan het bevaarbaar-maken bijkans niet te denken. Over een afstand van 65 geogr. mijl is hare oeverlengte 105 geogr. mijl, terwijl zij een stroomgebied heeft van 1200 □ geogr. mijl. Ook heeft zij geene belangrijke zij-rivieren.