Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Grégoire

betekenis & definitie

Grégoire (Henri, graaf), bisschop van Blois, die in de groote Fransche Omwenteling eene belangrijke rol heeft vervuld, werd geboren te Vého bij Luneville op den 4den December 1750. In 1788 werd zijne prijsverhandeling „Essai sur la régénération des Juifs” door de Académie te Metz bekroond. Hij was pastoor te Embermesnil in Lotharingen en werd in 1789 door de geestelijkheid van het district Nancy naar de Constituérende Vergadering gezonden, waar hij met ijver werkzaam was. Weldra werd hij door de gemeenten van het bisdom Blois tot bisschop benoemd en was de eerste, die den burger-eed aflegde.

Reeds na de vlugt van Lodewijk XVI had Grégoire er in de Nationale Vergadering op aangedrongen, den Koning ter verantwoording te roepen. Als afgevaardigde naar de Conventie, waar hij in 1792 in eene heftige redevoering de geschiedenis der koningen het martelaarsboek der volkeren noemde, droeg hij veel bij tot afschaffing van het koningschap en tot stichting der Republiek. Terug gekeerd van eene zending, die de vereeniging van Savoye met Frankrijk ten doel had, nam hij weder ijverig deel aan de beraadslagingen der Conventie, vooral over het onderwijs. Met kracht verzette hij zich tegen het wandalismus der Omwenteling, hetwelk zich vergreep aan de gedenkteekenen der kunst. Vooral door zijn invloed werd het Bureau des longitudes en het Conservatoire voor kunst en nijverheid opgerigt. Toen Gobel, de constitutionéle aartsbisschop van Parijs, en andere geestelijken het Christendom afzwoeren, kwam hij tegen hen in verzet, zich beroepende op de vrijheid van godsdienst. Na de ontbinding der Conventie werd hij lid van den Raad van Vijfhonderd en vervolgens — na den 18den Brumaire — van het Wetgevend Ligchaam. Na het sluiten van het Concordaat, waartoe hij zelf medewerkte, moest hij op bevel van den Paus den bisschopsstaf nederleggen.

Daarna echter werd hij lid van den Senaat en tot graaf verheven. Na den val des Keizers ontwikkelde hij in het geschrift „De la constitution française de l’an 1814 (1814, 4de druk 1819)” de grondslagen, waarop de constitutionéle vrijheid behoorde te rusten. Na den terugkeer van Napoleon verhief hij als lid van het Instituut zijne stem tegen de herstelling van het Keizerrijk. In 1819 zag hij zich door het departement Isère naar de Kamer afgevaardigd, waarover de koningsgezinden hoogst ontevreden waren, zoodat het hun gelukte, die verkiezing te vernietigen. Na dien tijd wijdde hij zieh aan de wetenschap, en overleed den 28sten Mei 1831. Van zijne werken vermelden wij voorts nog: „Histoire des sectes religieuses (1810, 2 dln, 2de druk 1828, 5 dln)”, — „De la traité et de l’esclavage des noirs et des blancs (1815)”, — „De la littérature des nègres (1808)”, — „Essai historique sur les libertés de l'église gallieane (1818, 2de druk 1826)”, — en „De l’influence du Christianisme sur la condition des femmes (1821)”. Belangrijk zijn ook zijne „Mémoires (1839)”.

< >