Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Graham

betekenis & definitie

Graham is de naam van een oud Schotsch geslacht, dat den Caledonischen held Graeme, die in 404 bevelhebber was van het leger van Fergus II en gedurende de minderjarigheid van Eugenius II het stadhouders-ambt in Schotland waarnam, voor zijn stamvader houdt.

In 420 vernielde hij met zijne woeste benden den muur, dien de Romeinsche keizer Sevérus tusschen de rivieren Clyde en Forth had doen verrijzen en wiens overblijfselen thans nog den naam van Graeme's dyke dragen. Dit geslacht bezat in de 12de eeuw uitgestrekte bezittingen in Schotland. — Sir John Graham of Graeme, de trouwe vriend van Wallace, sneuvelde in 1298 in den slag van Falkirk. — Sir David Graham van Montrose werd in 1346 met koning David Bruce bij Durham gevangen genomen, en zijn zoon Patrick huwde met Egidia Stuart, eene nicht van koning Robert II, welke hem 4 zonen schonk, van welke de oudste, Robert Graham, de grootvader was van sir Robert Graham, die in 1437 koning Jacobus I om het leven bragt. Een zoon uit het eerste huwelijk van sir Patrick, sir William Graham geheeten, was de schoonzoon van Robert III en de grootvader van Patrick Graham, die deel uitmaakte van het regentschap gedurende de minderjarigheid van Jacobus II, in 1415 tot baron verheven werd en in 1465 overleed, waarna zijn kleinzoon William den titel ontving van graaf van Montrose.

— De derde zoon van sir William was de overgrootvader van den beroemden veldheer John Graham vem Claver-house, die in 1643 geboren werd, de krijgskunst leerde onder Condé en zich onderscheidde door zijne onverschrokkene dapperheid. In 1679 voerde hij het bevel over een korps ruiterij, streed tegen de Covenanters, leed de nederlaag bij London-Hill, maar droeg ook het meeste bij tot de zegepraal bij Bothwell-Bridge, waarna hij den vijand met onmenschelijke wreedheid vervolgde. Jacobus II verhief hem tot viscoint Dundee. Zijn raad zou welligt den ongelukkigen Vorst nog gered hebben; na de vlugt van dezen verzamelde Graham in de Hooglanden een leger, waarmede lip de regten van het Koninklijk geslacht wilde handhaven, waagde den aanval op de overmagt van generaal Mackay bij Killicrankie, en sneuvelde in dien slag den 17den Julij 1689. — Van den vijfden zoon van sir William is het geslacht der Graham's van Balgowan afkomstig. Hiertoe behoorde Thomas Graham, lord Lynedoch, een uitstekend Engelsch generaal. Hij werd geboren in 1750 en leefde tot aan zijn 42ste jaar als een eenvoudig landedelman. Om zijn verdriet over den dood eener geliefde echtgenoote te verzetten, voegde hij zich bij het korps van generaal O'Hara en diende in 1793 als vrijwilliger bij Toulon.

Bij zijn terugkeer in Schotland wierf hij op eigen kosten een bataljon en ontving daarover het bevel met den rang van kolonel. Hij nam deel aan de veldtogten in Italië (1796 en 1797) onder Wurmser, en zag zich daarna belast met het kommando over de blokkade van Malta, dat zich in 1800 na eene 2-jarige belegering overgaf. In 1808 diende hij onder sir John Moore in Spanje en werd in 1810 luitenant-generaal. Den 5den Maart 1811 behield hij de overhand in eene ontmoeting met den maarschalk Victor en ontving daarvoor de dankbetuiging van het Parlement. Bij Vittoria voerde hij bevel over den linker vleugel, en in Januarij 1814 landde hij met 10000 man in Holland, streed, vereenigd met den Pruissischen generaal Thümen, voorspoedig bij Merxhem, en ondernam den 8st™ Maart een aanslag op Bergen-opZoom, doch werd teruggeslagen, nadat zijne troepen reeds in de stad waren doorgedrongen. In Mei van laatstgenoemd jaar werd hij bevorderd tot pair, in 1821 tot generaal en chef, en hij overleed te Londen den 18den December 1843.

Ook de lijn der Graham's vcm Esk en Netherby , afkomstig van den oudsten zoon van den vroeger vermelden Patrick, heeft merkwaardige mannen opgeleverd. Sir Richard Graham van Esk, geboren in 1648, was ambassadeur van Karel II in Frankrijk, verkreeg in 1680 den titel van viscount Preston, en bekleedde onder Jacobus II het ambt van staatssecretaris. Na de omwenteling van 1688 werd hij in den Tower opgesloten en schuldig bevonden aan hoogverraad, doch hij ontving genade van Willem III. Gedurende zijne gevangenschap leverde hij eene meesterlijke vertaling in het Engelsch van het werk van Boëthius „De consolatione philosophiae”, en overleed in 1695. — Sir James Robert George Graham van Netherby, een bekend staatsman en welsprekend Parlementslid, geboren den laten Junij 1792, studeerde te Cambridge, reisde daarna op het vasteland, was plaatsvervanger van den Engelschen gezant in Sicilië, werd in 1818 lid van het Parlement en aanvaardde vervolgens in het ministerie Grey de betrekking van eersten lord der Admiraliteit.

Hij bragt groote veranderingen en bewegingen in de zaken der Marine en was een van de steunpilaren der Wighs. Later echter naderde hij meer en meer tot de Tories, zoodat hij zijn zetel voor Cumberland verloor, maar in 1838 door de Tories te Pembroke herkozen werd. In 1841 werd hij staatssecretaris in het ministérie Peel en bevorderde de afschaffing der beschermende regten. Het openen der brieven van Mazzini (1844), waardoor de Oostenrijksche regéring berigt ontving van de aanslagen der vrijheidsmannen, wierp eene onuitwischbare vlek op zijne staatkundige loopbaan. De aftreding van het ministérie Peel in Julij 1846 had ook de zijne ten gevolge, en daar hij zijn aanzien bij zijne partij verloren had, was slechts de invloed van graaf Grey in staat, hem weder eene plaats te bezorgen in het Parlement. Zijne gevoelens waren vooral na den dood van Peel aanmerkelijk gewijzigd; inzonderheid verklaarde hij zich nu een voorstander der Parlementshervorming, zoodat hij in Julij 1852 te Carlisle als afgevaardigde gekozen werd. In het laatst van dat jaar kwam hij in het ministérie Aberdeen-Russell wederom aan het hoofd der Admiraliteit, doch zijne maatregelen gedurende den Krim-oorlog vonden geene goedkeuring, zoodat hij in 1855 aftrad. Hij behield intusschen grooten invloed in het Parlement, wees de uitnoodiging van Palmerston, om in 1859 deel uit te maken van zijn kabinet, van de hand, en overleed op zijn landgoed Netherby den 25sten October 1861.

< >