Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gorilla

betekenis & definitie

Gorilla (Troglodytes gorilla) is de naam van de grootste en gevaarlijkste soort der menschvormige apen. Vermoedelijk was hij reeds bekend aan den Carthaagschen vlootvoogd Hanno, maar eerst in 1847 is hij door den zendeling Savage weder ontdekt in de wouden aan de Gaboen-rivier in Afrika. De volwassen gorilla van het mannelijk geslacht wordt zoo groot als een mensch, maar is veel breeder van schouders (bijna 1 Ned. el) en heeft verbazend sterke, gespierde armen. Hij is met zijn gebogen nek, zijne uitpuilende oogkasbeenderen, zijn platten neus en uitstekenden bek met groote, scherpe tanden, — voorts met zijne groote, met dikke duimen gewapende handen en met het zwarte haar, dat op den nek schier de gedaante heeft van eene stoppelige maan, een der afzigtelijkste schepselen, welke men zich kan voorstellen.

De vrouwelijke gorilla gelijkt, wegens hare minder grove vormen, veel meer op een mensch. De gorilla leeft in de digte wouden van zijn vaderland; doorgaans vindt men een mannetje, een wijfje en 2 jongen bijeen. Hij voedt zich met vruchten, eijeren en jonge vogels en wordt door de inboorlingen zeer gevreesd. Hij klautert in de boomen en houdt er zijn nachtverblijf, doch verkeert meestal op den grond en loopt zelden regtop. Hij verdedigt zich met handen en tanden. In den laatsten tijd zijn vele huiden en geraamten van gorilla's naar Europa gebragt, maar het is nog niet gelukt, een jongen gorilla in het leven te houden, want in een staat van gevangenschap zijn en blijven zij woedend, en sterven na verloop van weinige dagen. Uit naauwkeurige ontleedkundige onderzoekingen, ingesteld door Owen, Duvernoy, Huxley en anderen, is gebleken, dat de gorilla veel overeenkomst heeft met den mensch door den bouw zijner ledematen en van zijn bekken, — de orangoetang door den bouw der hersenen, — en de chimpansé door dien van den schedel en van de tanden.

< >