Gorgo is bij Homerus een spookachtig, schrikaanjagend monster, dat de onderwereld bewoonde en zich onderscheidde door een allervreesselijkst aangezigt. Terwijl bij Homerus en ook bij Eurípides van één Gorgo gesproken wordt, vermeldt Hesíodus 3 Gorgonen, namelijk Stheino (Stheno), Ehryale en Medusa, dochters van Phorcys en Ceto en om die reden ook wel Phorciden genaamd, die ergens in den westelijken Oceaan woonden. Volgens latere schrijvers, zooals Heródotus, hielden zij haar verblijf in Libye. Zij worden voorgesteld als omkransd met sissende slangen.
Aeschylus beschrijft ze als gevleugelde maagden met koperen klaauwen en ontzettend groote tanden, twee slangen in plaats van een gordel om het lijf dragende. Van deze drie was Medusa de vreesselijkste. Zij werd bij uitnemendheid Gorgo genoemd, en haar hoofd, slangen dragende in plaats van haar en op het schild en den helm van Athene (Minerva) afgebeeld, was zoo ontzettend, dat de aanschouwers van schrik versteend werden. Volgens de latere sage was Medusa zeer schoon en de eenige sterfelijke onder hare zusters, zoodat Perseus haar het hoofd kon afslaan. Daarbij ontstonden uit haar bloed Chrysaor en Pégasus. Over de beteekenis van deze mythe zijn de gevoelens verschillend.