Gneis, de naam eener delfstof, is een kristallijn-schilferig mengsel van veldspaat, glimmer en kwarts. Het onderscheidt zich juist door zijn schilferigen bouw van graniet. Er zijn vele verscheidenheden van gneis. Behalve in graniet, gaat dit gesteente over in leisteen, schillerig protogien, schilferig syéniet, en schilfergraniet of witsteen.
Het gneis omsluit vaak nog andere delfstoffen, zooals toermalijn, granaat, andalusiet enz. Somtijds bestaan geheele gebergten, zooals het Ertsgebergte, hoofdzakelijk uit gneis en leisteen. Dikwijls ook loopen er ertsgangen doorheen. Men beschouwt het gneis als een van de oudste gesteenten der aardkorst, en Wener rekent het onder de oorspronkelijke gesteenten; doch de meeste aardkundigen van onzen tijd houden het gedeeltelijk voor een vervormd, gedeeltelijk voor een uitbarstingsgesteente. De naam is afkomstig uit Freiberg, waar de mijnwerkers het gesteente, waarin de ertsgangen besloten waren, gneis noemden. Men heeft hoofdzakelijk 2 verscheidenheden van gneis, kenbaar aan haar ongelijk gehalte aan kiezelzuur en aan hare kleur. Men geeft aan het gneis, dat niet veel kiezelzuur bevat, den naam van grijs gneis, en aan dat, waarin veel kiezelzuur aanwezig is, dien van rood gneis of gneisiet.