Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Glauberzout

betekenis & definitie

Glauberzout, door bovenvermelden Johann Rudolf Glauber uitgevonden, ook zwavelzuur natron genaamd, vormt groote, kleurlooze zuilen, die bitter van smaak zijn, bij drooge lucht tot een wit poeder vervallen, en bij eene gemiddelde warmte in 2 deelen water oplossen. In 100 deelen glauberzout vindt men 19,36 deelen natron, 24,81 deelen zwavelzuur en 55,83 deelen water.

In de natuur bevindt zich het glauberzout gekristalliseerd en watervrij als thenardiet, met gips als glauberiet, — voorts in aanzienlijke hoeveelheid in sommige meren van Rusland, in vele minerale bronnen, in de meeste zoute bronnen, en in het zeewater. In sommige streken wordt het door den grond afgescheiden, bijvoorbeeld bij de uitdroogende meren der vlakte van de Araxes, bij Bahia-Blanca in Zuid-Amerika, in Tyrol, — alsmede hier en daar op oude muren, waar het ontstaat door ontleding van keukenzout en gips. Men verkrijgt het in de scheikundige fabrieken veelal als bijproduct bij de bereiding van zoutzuur, van salpeterzuur uit Chilisalpeter, en van salmiak.

Belangrijke hoeveelheden verkrijgt men voorts uit de zoutpannen, terwijl men het in den jongsten tijd ook aan het zeewater ontleent. Het wordt als purgeermiddel gebruikt en dient tevens tot de bereiding van soda en ultramarijn.

< >