Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Rudolf Glauber, een uitstekend scheikundige, geboren te Karlstadt in 1604. Hij vestigde zich als geneesheer te Amsterdam en verwierf vooral grooten roem door de uitvinding van Sulphas Sodae, bekend onder den naam van Sal mirabile Glauberi. Hij overleed in 1668.
Zijne talrijke werken, door hem in het Hoogduitsch opgesteld, zijn in het Latijn (1658 en 1659, 2 dln) en in het Engelsch (1689) uitgegeven, en zijne „Consolatio navigantium” is onder den titel: “Vertroosting voor de Zeevarende siekte (1657)” in het Nederlandsch uitgegeven.
Johannes Glauber, een verdienstelijk schilder. Hij was van Duitschen oorsprong en werd geboren te Utrecht in 1648. Hij gevoelde eene sterke neiging tot de schilderkunst, die echter door zijn vader werd tegengegaan, totdat eenige schilders haar te hulp kwamen en hij eenige maanden onderrigt genoot van Nicolaas van Berchem. Hij woonde daarna geruimen tijd bij den kunsthandelaar Gerrit Uilenburg, waar hij Italiaansche stukken copiëerde, begaf zich in 1671 met zijn broeder naar Frankrijk en Italië, bezocht Venetië, Kopenhagen en Hamburg, en keerde in 1684 terug naar Amsterdam, waar hij zijn intrek nam in het huis van Gerard de Lairesse.
Hij beschilderde in het vorstelijk kasteel te Soestdijk de eetzalen voor Koning Willem III en zijne gemalin met landschappen, die door de Lairesse met beelden en door Dirk Maas met jagten gestoffeerd werden, — voorts te Amsterdam het huis van Jacob de Flines. Eindelijk kocht hij eene plaats in het proveniershuis te Schoonhoven, en overleed aldaar in 1726. Te Rome had hij den naam gekregen van Polydor. Zijn stijl zweemt naar dien van Poussin. Men heeft stukken van hem in de muséa te Parijs, Berlijn, Dresden enz. Op het Trippenhuis te Amsterdam heeft men van zijne hand: „Mercurius Io schakende” en „Diana in het bad”. Ook was hij een verdienstelijk graveur.
Diana Glauber, eene zuster van den voorgaande. Zij werd geboren te Utrecht in 1650, oefende zich in de schilderkunst onder de leiding van haren oudsten broeder, vergezelde hem naar Italië, en vestigde zich vervolgens te Hamburg, waar zij historiestukken en portretten schilderde. Op het laatst van haar leven moest zij wegens haar gebrekkig gezigt het penseel neêrleggen. Zij overleed in 1720.
— Van haren jongeren broeder, geboren te Utrecht in 1656 en overleden te Breslau in 1703, zijn geene schilderijen bekend. Hij droeg te Rome den naam van Myrtis. Slechts eenige geëtste prenten zijn van hem overgebleven.