Glarus, het 7de canton van Zwitserland, door St. Gallen, Graauwbunderland, Uri en Schwyz omgeven, is 8 uren gaans lang en 5 1/2 uren breed en telt op eene oppervlakte van bijna 12 1/2 geogr. mijl ruim 35000 zielen (in 1870), die, met uitzondering van bijna 7000 R. Katholieken, de Protestantsche godsdienst belijden. Op zijn bodem verrijzen hooge bergen, die gedeeltelijk, zooals de Tödi, de Kistenberg, de Hausstock en de Glärnisch, met eeuwige sneeuw bedekt zijn. Men heeft er voorts ééne groote vallei, 3 zijvalleijen en onderscheidene kleine dalen.
Het geheele canton behoort tot het stroomgebied van de Rijn en brengt zijne wateren in de Linth, die beneden het vlek Mollis door het Escherkanaal naar het Wallenstädter meer vloeit. Op zijn grondgebied vindt men voorts het Klönthaler-meer en andere kleine meren, alsmede minerale bronnen, van welke de zwavelbron bij Stachelberg algemeen bekend is. In de dalen groeijen vele ooftboomen, voorts perziken- en walnotenboomen, en men heeft er ook eenige wijngaarden. Een groot deel der bevolking vindt zijn bestaan in katoenfabrieken en andere inrigtingen van nijverheid. Er wordt veel zorg besteed aan landverhuizers, zoodat de inwoners van Glarus in den Noord-Amerikaanschen Staat Wisconsin 3 gemeenten hebben doen verrijzen.
In alouden tijd werd Glarus nu eens tot Rhaetië, dan weder tot Zwaben gerekend en door Duitsche kolonisten bevolkt. Later werd een gedeelte van Glarus het eigendom van het nonnenklooster Seckingen. Het schijnt intusschen, dat er toen reeds eenige onafhankelijke geslachten hebben gewoond. Het laagst gelegen gedeelte van het canton was het eigendom van het nabijgelegen nonnenklooster Schännis.
Gebogen onder het Oostenrijksche juk, verlangde de meerderheid der inwoners in het Zwitsersche eedgenoodschap te worden opgenomen, doch miste nog wel eene eeuw de volle regten der overige Zwitsers. Door de roemrijke overwinning bij Näfels in 1352 en 1358 verbraken de mannen van Glarus de Oostenrijksche boeijen, en na het eindigen van den oorlog van Zürich verwierven zij een beter bondsverdrag.
In 1517 kochten zij de heerlijkheid Werdenberg en hielden haar als afhankelijk gewest in bezit, hoewel zij er in 1525 en 1721 oproerigheden tegen hun gezag hadden te beteugelen. Na de Hervorming, die in Glarus bij het meerendeel der ingezetenen weerklank vond, scheidden de Hervormden en R. Katholieken zich af in 2 verschillend bestuurde vereenigingen, en dit gaf meermalen — vooral tegen het einde der 18de eeuw — aanleiding tot verdeeldheid en twist.
Gedurende de Omwentelingsoorlogen had het canton in 1799 van den aftogt van Soewarow veel te lijden, en met weerzin onderwierp het zich aan de staatsregeling der Helvetische Republiek. Na de Restauratie deed de grondwet van den 21sten Junij 1814 den voormaligen toestand terugkeeren. Volgens deze hadden weder de Hervormden en R. Katholieken hunne afzonderlijke regten, regtbanken en besturen. Onder het algemeen bewind had men er dus 2 verschillende magten, en vele belangrijke regten, bijvoorbeeld de benoeming van een landamman, waren over beide gelijkelijk verdeeld. Het toenemend overwigt der Hervormden, zoowel in aantal als in welvaart, zoodat de R. Katholieken niet meer dan 1/50ste der opgebragte belastingen betaalde, vorderde echter eene herziening van die regeling. Eene nieuwe grondwet werd dientengevolge den 2den October 1836 aangenomen, en eindelijk ook door de R. Katholieken billijk genoemd, nadat de tegenstand der priesters verbroken was door Glarus los te maken van het bisdom Chur en eenige weêrspannige geestelijken te verwijderen. Volgens die grondwet, welke in 1842 op nieuw herzien werd, vormen alle burgers van 18 jaar en daarboven de eenmaal ’s jaars vergaderende landsgemeente en souvereine vergadering, die na eene vrije beraadslaging de door den 3-voudigen landraad voorgedragene ontwerpen bekrachtigt, verwerpt of wijzigt. Deze 3-voudige landraad telt 127 leden en heeft tot taak, de voorstellen, die aan de landsgemeente gedaan zullen worden, in staat van wijzen te brengen.
De uitvoerende magt berust bij een in afdeelingen gesplitsten raad van 45 leden en eene vaste commissie van 9 leden met een landamman aan het hoofd. Van deze is de regterlijke magt gescheiden. Ook de zaken der gemeenten zijn er zeer goed geregeld. De staatkundige scheiding der kerkgenootschappen is er verdwenen. Door het bestuur wordt openbaarheid gehuldigd; de vrijheid van drukpers is er gewaarborgd, en men maakt er het verkrijgen van het burgerregt gemakkelijk. Intusschen heeft men opgemerkt, dat dit canton wel wat lijdt onder een overgroot getal ambtenaren. De hoofdplaats, waar ook de vergadering der landsgemeente gehouden wordt, is de stad Glarus met 5500 inwoners en vele katoenfabrieken. Zij is den 10den Mei 1861 door een brand geteisterd, die 500 van hare 700 woningen verwoestte, maar door de broederlijke hulp van geheel Zwitserland weldra weder opgebouwd.