Gallen (St.) of Saint-Gallen het 14de canton van het Zwitsersche Eedgenootschap, omsluit het canton, Appenzell en grenst ten noorden aan Thurgau en de Bodensee, ten oosten aan Vorarlberg, Liechtenstein en Graauwbunderland, ten zuiden aan laatstgenoemd eanton en ten westen aan de cantons Glarus, Schwyz en Zürich. Het beslaat eene oppervlakte van bijna 37 geogr. myl en telt eene bevolking (1870) van ruim 191000 zielen, die van Duitsche afkomst zijn en van welke bijna 120000 de R. Katholieke en ruim 70000 de Protestantsche godsdienst belijden. Tot de belangrijkste bronnen van bestaan behoren er de weverij van katoenen en linnen stoffen met de daaraan verbondene spinnerij, bleekerij en verwerp, en de veeteelt met den aankleve daarvan. Er heerscht algemeene welvaart.
Volgens de constitutie van 1861 is er de Kerk in zaken van geloof onafhankelijk van den Staat, terwijl deze laatste daarentegen de zorg voor het onderwijs op zich genomen heeft. Een Groote Raad van 150 tot 160 leden wordt er door de kiesbevoegden der 92 gemeenten regtstreeks gekozen. De Raad is in het bezit van het hoogste gezag, en de door dezen vastgestelde wetten zijn 45 dagen na de afkondiging van kracht, tenzij het souvereine volk zijn „veto” doet hooren. Uit den Grooten Raad wordt de Regéringsraad gekozen, waarvan de Landamman voorzitter is.
Dit canton is in 1803 door toedoen van Napoleon uit verschillende landen zamengevoegd. De abt van St. Gallen, die sedert 1204 de waardigheid van rijksvorst bekleedde, werd als regent des lands beschouwd, terwijl het stift zich in 1451 met het Eedgenootschap verbonden had. De Fransche omwenteling in het laatst der voorgaande eeuw bragt er nog grooter verwarring, totdat het cantonnaal bestuur in 1803 werd ingevoerd. Na den val van Napoleon ontving het canton eene nieuwe grondwet, die echter weinig strookte met de wenschen des volks, doch zij werd in 1831 aanmerkelijk verbeterd.
Toen echter in 1841 Baumgartner, te voren een vrijzinnig staatsman, de zijde der Ultramontanen koos, ontstonden er nieuwe verdeeldheden. In den strijd tegen den Sonderbund (1847) voegde St. Gallen zich bij het Eedgenootschap. Toen de vrijheidskreten van 1848 weerklank vonden in Zwitserland, ontstonden er nieuwe verwikkelingen tusschen de R. Katholieken en Liberalen, totdat eindelijk in 1861 eene grondwetsherziening in democratischen geest tot stand kwam.
De hoofdstad van denzelfden naam, gelegen aan de Sitter en aan den Appenzeller spoorweg, bloeit door handel en nijverheid en telt ongeveer 16000 inwoners. In de gebouwen van de voormalige abtdij der Benedictijnen, in 614 door den Ierschen apostel Sanctus Gallus gesticht, maar in 1805 opgeheven, bevindt zich, benevens den zetel van den bisschop, de aloude kloosterbibliotheek met belangrijke handschriften, vooral oud-Duitsche. Andere merkwaardige gebouwen zijn er de stiftskerk, in 1755 in Italiaanschen stijl gebouwd, de St. Laurenskerk, in spitsboogstijl opgetrokken, het aanzienlijke schoolgebouw, in 1855 verrezen, met de cantonsschool, eene boekerij en een muséum voor natuurlijke historie, het stadsziekenhuis, enz. Niet ver van de stad ligt eene spoorwegbrug over de Sitter, die eene lengte heeft van ruim 200 Ned. el, terwijl zij zich bijna 70 Ned. el boven den waterspiegel verheit. Ten oosten van de stad verbindt de Martinsbrug 2 rotswanden, die 30 Ned. el van elkaar verwijderd zijn, en overschrijdt daarbij ter hoogte van bijna 30 Ned. el de Goldach. Andere belangrijke plaatsen in dit canton zijn Rorschach aan de Bodensee, de stad Lichtensteig, het vlek Wattwijl, de stadjes Rheineck en Altstatten in het Rijndal, Rapperswijl en Uznach, terwijl de badplaats Pfaffers algemeen bekend is.