Geppert (Karl Eduard), een verdienstelijk letterkundige, geboren te Stettin den 29sten Mei 1811, studeerde te Breslau, Leipzig en Berlijn, schreef eene dissertatie „De versu Glyconeo (1833)", en gaf voorts een boek in het licht, getiteld: „Ueber das VerhaItnisz der Hermannischen Theorie der Metrik zur Ueberlieferung (1835)", gevolgd door eene „Darstellung der grammatischen Kategorien (1836)".
Nadat hij zich in 1836 te Berlijn als privaatdocent gevestigd had, schreef hij: „Ueber den Ursprung der Homerischen Gesänge (1840, 2 dln)", — voorts „Die altgriechische Bühne (1843)”, — en hij ondernam in Mei 1844 met eenige studenten de opvoering der „Captivi” van Plaulus in de Latijnsche taal, waarop hij andere blijspelen van denzelfden dichter liet volgen. Hierdoor ontving hij tevens aanleiding, om uitgaven daarvan te bezorgen met de Duitsche vertaling. In 1845 en 1846 volbragt hij reizen naar Italië, om zich te Milaan in kennis te stellen met den beroemden palimpsest van Plautus. Zijne meening over dit stuk maakte hij openbaar in zijne ver handeling „Ueber den Codex Ambrosianus". Tevens hield hij zich bezig met eene naauwkeurige vergelijking der talrijke handschriften van Terentius te Rome, Berlijn en Parijs, en leverde daarover eenige verhandelingen in het „Archif für Philologie und Pädagogik". Zijn werk „Ueber die Aussprache des Lateinischen im altern römischen Drama (1858)" staat daarmede in verband. In 1859 tot 1864 werd de opvoering van stukken van Plautus hervat en hij bezorgde daarvan wederom nieuwe uitgaven. Ook schreef hij nog eene „Chronik von Berlin" (1837—1842, 3 dln)".
