Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Genelli

betekenis & definitie

Genelli (Bonaventura), een uitstekend teekenaar en schilder, geboren te Berlijn in 1798, ontving zijne eerste opleiding als kunstenaar van zijn vader en van zijn oom, alsmede aan de académie in zijne geboortestad.

In 1822 ging hij naar Italië, en vertoefde er tot aan 1832 meestal te Rome. Met een grooten rijkdom van dichterlijke denkbeelden keerde hij naar zijn Vaderland terug, en hij schepte er behagen in, de kinderen zijner gloeijende fantasie in vlugtige omtrekken of met waterverf aanschouwelijk voor te stellen. Hij vertoefde daarbij het liefst op het gebied der classieke oudheid, en zijn voortbrengend vermogen was zoo groot, dat hij geen tijd kon vinden, om een werk van eenigen omvang te voltooijen. Hij vestigde zich te Leipzig, waar hij in het „Römische Haus” een aanvang maakte met het schil deren van tafereelen uit het leven van Bacchus, doch hij heeft er slechts weinig van afgewerkt. In 1836 ging hij naar München, en in 1839, op uitnoodiging van den Groothertog, naar Weimar.

Van zijne kunstgewrochten noemen wij: „De komst van Loth te Zoar”, — een kop van don Quijote, — vier stukken in waterverw, in het bezit van den baron von Sina te Weenen, — 49 platen bij de gedichten van Homerus, — 36 bij die van Dante, — „Het leven van eene tooverheks (in 10 bladen)’’, — en 18 tafereelen uit het leven van een onverlaat. Vervolgens hield hp zich meer bepaald bezig met het schilderen in olieverw en everde onder anderen: „De schaking van Europa”, — „Hércules en Omphale”, — „De strijd tusschen Bacchus en Lycurgus”. — en „De belofte van Abraham”, allen in het bezit van den vrijheer von Schack te Munchen. Voor den Groothertog van Saksen-Weimar schilderde hij: „Jupiter en Amor, onder de hoede van den nacht op liefdesavonturen uitgaande”. De stukken van Genelli bevatten een schat van nieuwe en treffende denkbeelden. Zp onderscheiden zich voorts door zuiverheid van omtrekken, eene ideale opvatting en een dichterlijke waas.

Hij leverde ook nog tafereelen uit het leven van Titania, welke in 1867 in koper zijn gegraveerd en onder den titel: „Aus dem Leben eines Künstlers” den gang van zpne eigene ontwikkeling schetsen. Zijn stuk „Bacchus onder de zeeroovers,” bestemd voor den vrijheer von Schack, mogt hij niet voltooijen, daar hij den 13den November 1868 overleed. Tot zijne laatste kunstwerken behoort eene voorstelling van Sisyphus, die door den Engel des Doods van het gastmaal werd weggesleurd, eene indrukwekkende teekening in waterverw, welke zich thans in de Académie te Weenen bevindt. In een werk, „Satura (1870)” genaamd, zijn een aantal uitgezochte stukken van hem opgnomen. — Zijn zoon Camillo, een jeugdig schilder van groote verwachting, overleed reeds vóór hem (1867), — en zijne dochter Gabrièle heeft grooten roem verworven als tooneelkunstenares, terwijl zijn vader een verdienstelijk landschapschilder was, en zijn oom Hans Christian, overleden te Berlijn den 3den December 1823, een bekwaam teekenaar en architect, die onder anderen de volgende geschriften heeft nagelaten: „Idéé einer Académie von bildenden Künste (1800)”, — „Exegetische Briefe über Vitruv’s Baukunst (1801—1804)”,— en „Das Theater zu Athen (1818)”.

< >