Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geleerde genootschappen

betekenis & definitie

Geleerde genootschappen zijn vereenigingen van wetenschappelijke mannen, die door onderlinge zamenwerking een bepaald wetenschappelijk doel zoeken te bevorderen. Sommigen zijn door de regéring opgerigt, in welk geval zij gewoonlijk den naam van académiën dragen, terwijl anderen hun oorsprong verschuldigd zijn aan particulieren. Eerstgenoemden omvatten veelal het geheele gebied der wetenschap, terwijl de anderen zich doorgaans tot een klein gedeelte van dat gebied bepalen. Zij hebben echter dit in den regel met elkander gemeen, dat zij de door hen verkregen uitkomsten in hunne geschriften ter kennis brengen van het publiek.

Vooral ook daarom werken zulke genootschappen zeer gunstig, omdat zij door vereenigde krachten ten uitvoer leggen, wat voor één of eenige weinigen der leden onuitvoerbaar zou zijn , — en dit ziet niet alleen daarop, dat mannen, die verschillende takken eener wetenschap beoefenen, hier hunne krachten vereenigen, maar ook op de hoogst belangrijke aangelegenheid, dat een geleerd genootschap door de geldelijke bijdragen der leden groote dingen (vorming van boekerijen, bezorging van uitgaven, wetenschappelijke expeditiën enz.) kan volvoeren. Ook stellen zulke vereenigingen geleerde mannen wel eens in de gelegenheid, om al hun tijd en kracht aan de wetenschap te wijden, terwijl zij voorts door het uitschrijven van prijsvragen vaak voortreffelijke geschriften uitlokken over een of ander nieuw ontdekt of min bekend onderwerp. Zulke geschriften vinden dan hunne plaats in de werken dier genootschappen, welke den naam van „Acta”, „Commentationes”, „Mémoires”, „Verhandelingen”, „Transactions”, „Comptes rendus”, „Jaarboeken”, „Verslagen" enz. dragen.

Zulke genootschappen ontstonden tegen het einde der middeleeuwen het eerst in Italië, zooals de „Accademia” van Antonio Beccadelli Panormita te Napels, — de „Accademia Platonica” van Cosimo dei Medici te Florence, — en die van Pomponius Laetus te Rome. Eene académie, in 1495 te Venetië door Pius Manutius gesticht, was aan oudheidkundig en wijsgeerig onderzoek gewijd, en in 1558 deed Federigo Badoero er de „Aceademia Veneta” verrijzen. Reeds in de volgende eeuw had men dergelijke académiën in de voornaamste steden van Italië. De belangrijkste daarvan zijn in onzen tijd de „Societa reale Borbonica”, in 1736 te Napels opgerigt, — de „Aecademia Gloenia di scienze naturali” te Catania (van 1824), — de „Accademia romana di Archeologia” te Rome (van 1617), — het „Instituto nazionale italiano” te Bologna (van 1690), — de „Accademia della Crusca” te Florence (van 1582), — de „Reale accademia di scienze, lettere ed arti” te Lucca, — het „Instituto regio-imperiale del regno Lombardo-Veneto” te Milaan (van 1820), — en de „Accademia reale delle scienze” te Turijn (van 1783).

Het voorbeeld van Italië werd weldra in de meer noordelijk gelegene staten gevolgd. Tot de voornaamste van deze behooren de „Académie des Sciences”, in 1666 door Colbert opgerigt te Parijs, en de „Royal Society” te Londen (van 1663). Thans heeft men in Frankrijk „Académies” of „Societés” in de belangrijkste steden, — en in België desgelijks. Zij ontbreken voorts in Rusland, Engeland, Duitschland, Zweden en Noorwegen, en Denemarken evenmin. Zelfs te Constantinopel is er in 1851 eene verrezen. Voorts heeft men er in menigte in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, zooals de „American Philosophical Society” te Philadelphia, in 1769 door Franklin gesticht, — de „American academy of arts and Sciences” te Boston (van 1780), — de „Literary and philosophical society” te New-York van 1791, — de „National institution for the promotion of Science” te Washington, — de „Geological society” te Philadelphia, — de „American antiquarian society” te Worchester in Massachusets (van 1812), — de „Historical society” te Washington (van 1825), enz. In Azië heeft men onder anderen het „Bataviasch Genootschap” op Java, — de „Geographical society” te Bombay, — en de „Literary society” te Madras, — in Afrika de „Egyptian society” te Caïro, — en in Australië de PRoyal society of Vandiemensland”.

In Spanje en Portugal heeft men, behalve de Koninklijke académiën, geene geleerde genootschappen van veel belang.

In ons Vaderland staat de „Koninklijke Académie van Wetenschappen” te Amsterdam bovenaan. Zij is in 1851 in de plaats gekomen van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, hetwelk in 1809 door Koning Lodewijk was opgerigt. Verder heeft men er een groot aantal geleerde genootschappen, welke wij in het artikel Académie reeds hebben vermeld.