Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gecko

betekenis & definitie

Gecko (Ascalabotes Cuv., Gecko Houtt., Lomatodactylus o. d. Hoev.) is de naam van een dierengeslacht, hetwelk tot de familie der Hagedisachtige Kruipende dieren behoort. Het onderscheidt zich door een grooten, platten kop met uitpuilende oogen, schilden op de kaakranden, een voor ’t overige met schubben gedekt, neêrgedrukt lijf, met kleine schubben en vaak met verspreide knobbeltjes bezet, op den rug kleinere, op den buik en de pooten grootere schubben, eene dikke, vleezige tong, geene tanden in het gehemelte, en vele kleine, scherpe tanden in de kaken. De oogen zijn bedekt met een enkel, doorschijnend ooglid, waarachter de oogbol zich vrij bewegen kan. Doorgaans hebben deze dieren eene bladachtige, van onder geplooide en met een slijmerig vocht bedekte uitbreiding aan hunne vingers, en de nagels kunnen bij de soorten, die ze dragen, teruggetrokken worden.

Hun naam is ontleend aan het geluid, hetwelk zij des nachts doen hooren. Men heeft in de keerkringslanden vele soorten van dit geslacht. Sommige houden hun verblijf in de woningen en onderscheiden zich door hare vaardigheid, om tegen een loodregten muur op te klouteren of zelfs in omgekeerde houding langs den zolder te loopen. Hun voedsel bestaat uit insecten. De hierbij afgebeelde gecko behoort tot de afdeeling Platydaclylus en komt voor onder den naam van Platy dactylus guttatus Cuv. Men vindt hem in den Indisclien Archipèl en in Siam.

< >