Gaudy (Franz Bernhard Heinrich Wilhelm, vrijheer von), een Duitsch dichter, gesproten uit een Schotsch geslacht, werd geboren te Frankfort aan de Main den 19den April 1800. Hij ontving zijne opleiding aan een Collége te Parijs en daarna op eene school te Pforta. In 1818 trad hij in dienst bij het Pruissische leger en werd eerlang bevorderd tot officier. Weldra echter begon hij de. garnizoensdienst vervelend te vinden, zoodat hij zijn ontslag nam en zich te Berlijn vestigde, waar hij zich bezig hield met letterkundigen arbeid.
Eene zekere ongedurigheid dreef hem gedurende zijne laatste levensjaren bij herhaling naar Italië, en hij overleed te Berlijn den 6den Februarij 1840. Aanvankelijk scheen hij een navolger van Seine te wezen, doch weldra verhief hij zich tot meer oorspronkelijkheid en slaagde bijzonder gelukkig in liederen, waarin hij de dwaasheden van zijn tijd op een geestige wijze doorhaalde. Van zijne eerste dichtbundels noemen wij: „Erato (1829, 2de uitgave 1838)’’, Gedankensprünge eines der Cholera Entronnenen (1832, 2de uitgave)”, — „Schildsagen (1834)”, — en „Korallen (1834)”. Krachtiger openbaart zich zijn talent in de novelle „Desengano” en in de „Kaiserliedern”, waarin hij hulde bragt aan Napoleon. Na zijne eerste reis naar Italië gaf hij „Mein Römerzug (1836, 3 dln)” en de kleine luimige novelle „Aus dèm Tagebuche eines wandernden Schneidergesellen (1836)” in het licht. Ook leverde hij „Venetianische Novellen (1838, 2 dln)”. Eindelijk schreef hij: „Novelletten (1837)”, — en „Lieder und Romanzen (1837)”. Zijne gezamenlijke werken zijn door Arthur Mueller in 1845 in 2 deelen in het licht gegeven.
Gauermann Gauermann (Jacob) een landschapschilder en graveur, geboren te Oeffingen bij Stuttgart in 1773, leerde eerst het metselen, doch vond daarna gelegenheid om zich op de Académie in zijne geboorteplaats aan de kunst te wijden. Nadat hij Zwitserland bezocht en den aldaar verzamelden voorraad gedurende 6 jaar voor een kunsthandelaar in plaat gebragt had, reisde hij in 1802 naar Tyrol en schetste er zijne bewonderenswaardige tafereelen uit het leven der bergbewoners in Oostenrijk. In 1811 en later teekende hij eene reeks van landschappen uit Stiermarken in waterverw voor aartshertog Johann, die hem in 1818 tot kamerschilder benoemde. Ook in de verzamelingen van andere vorstelijke personen vindt men teekeningen van Gauermann. Het aantal zijner stukken in olieverw is zeer gering, en als graveur heeft hij 36 landschappen in grootschen stijl geleverd. Hij wordt als de schepper der Alpen-idylle beschouwd. Hij overleed den 27sten Maart 1843. — Zijn zoon Friedrich, geboren den 20sten September 1807 bepaalde zich eerst laat bij de beoefening der kunst.
Hij studeerde met ijver en bereisde voorts ten haren behoeve de Oostenrijksche Alpen. Zoowel zijne landschappen als zijne dieren verkregen grooten lof, en zijn „Landman op den akker” was een der prachtigste stukken op de tentoonstelling te Ween en in 1834. Het versiert er thans met drie andere stukken van denzelfden meester het muséum van het Belvedère. Sedert dien tijd handhaafde hij zijn rang als de beste dierenschilder van Oostenrijk, en overleed den 7den Julij 1865. Zijne tafereelen zijn aan het leven der landbouwers ontleend; zij onderscheiden zich door eene schrandere opvatting, door ongemeene natuurlijkheid, door eene meesterlijke penseelsbehandeling en door een krachtig en frisch coloriet. Vele van die tafereelen zijn door den steendruk algemeen bekend geworden.