Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gaëta

betekenis & definitie

Gaëta, eene havenstad en eene der sterkste vestingen in de Italiaansche provincie Caserta (Terra di Lavoro), 15 geogr. mijl ten zuidoosten van Rome en 9½ geogr. mijl ten noordoosten van Napels, ligt 2 geogr. mijl ten westen van den mond der Garigliano op eene kleine, door eene smalle landtong met het vasteland vereenigde kaap aan de Tyrrheensche Zee, die er de hoogst bekoorlijke Golf van Gaëta vormt. Zij is de zetel van een bisschop, de hoofdplaats van een district en telt als gemeente ruim 16000 en als stad ruim 10000 inwoners, die zich hoofdzakelijk met de vischvangst bezig houden. De stad heeft een goed voorkomen en eenige geplaveide straten, benevens een aantal kerken en kloosters. Tot de merkwaardigste gebouwen behoort er de hoofdkerk, aan den heiligen Erasmas gewijd, — alsmede het kasteel, op eene rots gebouwd en de rustplaats van het stoffelijk overschot van den connetable Karel van Bourbon.

De omstreken van Gaëta zijn fraai; men vindt er bevallige buitenverblijven en tuinen met oranjeboomen. — Deze stad is zeer oud, ja, de sage meldt, dat zij door Aeneas gesticht werd en naar zijne voedster Cajeta genoemd. Vele aanzienlijke Romeinen hielden er weleer hun verblijf, zoodat er tempels, schouwburgen enz. verrezen. Antoninus Pius deed er eene haven bouwen of de bestaande verbeteren. in hare nabijheid verheffen zich de dorpen Mola di Gaëta en Castellone op de bouwvallen der aloude stad Formiae. Na den ondergang van het Romeinsche Keizerrijk bezat Gaëta geruimen tijd een gemeenebestelijken regeringsvorm en werd bestuurd door hertogen, die den Paus als leenheer erkenden, totdat zij den 25sten December 1435 door Alfonsus V van Aragon veroverd, met Aragon vereenigd en later aan Napels toegevoegd werd. De vesting, „Het italiaansche Gibraltar” genaamd, bestaat uit een lagen, met bastions voorzienen wal met gracht en glacis en met eenige buitenwerken bij de poorten. Daarachter ligt een terras en dit grenst aan den steilen Drievuldigheidsberg, waarin kazematten aangelegd zijn. Gaëta is den 30sten September 1707 na eene belegering van 3 maanden door den Oostenrijkschen generaal Daun stormenderhand ingenomen.

Nadat zij in 1711 versterkt was, werd zij in 1734 na eene belegering van 5 maanden door het vereenigde Fransche, Spaansche en Sardinische leger tot de overgave gedwongen. Daarna werden er de vestingwerken wederom verbeterd, en de Franschen hielden de stad in 1799 eenigen tijd bezet. De Franschen belegerden haar voorts onder Masséna in 1806. Binnen hare muren voerde de heldhaftige prins Lodewijk van Hessen-Philipsthal het bevel, en hij volhardde van Februarij tot Julij, toen eene gevaarlijke wond hem noodzaakte om naar Sicilië te vertrekken, waarna de vesting den 18den Julij capituleerde. Ook paus Pius IX vertoefde er na zijne vlugt uit Rome van den 25sten November 1848 tot aan den 4den September 1849. Toen voorts den 2den November 1860 Capua bezweken was, trok Frans II met het overschot van zijn leger van Napels naar Gaëta, hetwelk nu van alle zijden beschoten werd, zoodat het zich den 13den Februarij 1861 moest overgeven.

< >